ECLI:NL:OGEAC:2024:74

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
CUR202204372
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten en griffierecht in belastingzaak na vermindering naheffingsaanslag

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, een onderneming gevestigd in Curaçao, in beroep ging tegen een naheffingsaanslag winstbelasting en een verzuimboete opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De naheffingsaanslag van NAf 5.785 en de verzuimboete van NAf 579 waren opgelegd op 30 juni 2021. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar de Inspecteur handhaafde deze bij uitspraak op bezwaar op 20 september 2022. Hierop heeft belanghebbende op 16 november 2022 beroep ingesteld en griffierecht betaald van NAf 150.

De zitting was oorspronkelijk gepland voor 27 oktober 2023, maar ging niet door. Belanghebbende verzocht om uitstel voor de zitting van 1 maart 2024, welke werd gehonoreerd. Op 7 februari 2024 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en verzuimboete verminderd respectievelijk vernietigd, waardoor er geen inhoudelijk geschil meer bestond. Het Gerecht heeft besloten om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht.

Het Gerecht oordeelde dat, omdat de Inspecteur volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van belanghebbende, het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van NAf 650 en het griffierecht van NAf 150. Het verzoek van belanghebbende om immateriële schadevergoeding werd afgewezen, omdat de belastingrechter niet bevoegd is om dergelijke schadevergoedingen toe te kennen. De redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, maar het Gerecht heeft enkel geconstateerd dat deze overschrijding had plaatsgevonden zonder verdere gevolgen voor de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 18 april 2024
BBZ nr. CUR202204372
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 30 juni 2021 een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2019 opgelegd van NAf 5.785. Tevens is een verzuimboete opgelegd van NAf 579.
1.2
Belanghebbende heeft op 16 juli 2021 tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboete bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 september 2022 de naheffingsaanslag en de verzuimboete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 16 november 2022 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
Partijen zijn op 13 september 2023 uitgenodigd voor de zitting van 27 oktober 2023. Deze zitting is vanwege organisatorische reden bij het Gerecht niet door gegaan. Belanghebbende is hier op 25 september 2023 van op de hoogte gesteld.
1.6
Partijen zijn op 13 oktober 2023 uitgenodigd voor de zitting van 22 november 2023.
1.7
Belanghebbende heeft bij e-mail van 14 oktober 2023 verzocht om uitstel van de behandeling ter zitting. Het Gerecht heeft het verzoek om uitstel gehonoreerd.
1.8
Partijen zijn op 18 januari 2024 uitgenodigd voor de zitting van 1 maart 2024.
1.9
De Inspecteur heeft bij e-mail van 7 februari 2024 bericht dat de naheffingsaanslag en verzuimboete zijn verminderd respectievelijk vernietigd en ten bewijze daarvan schermprints overgelegd.
1.1
Gegeven het feit dat de aanslag en verzuimboete niet langer in geschil zijn, heeft het Gerecht, na toestemming van partijen, besloten af te zien van een zitting en met inachtneming van hetgeen door partijen is aangevoerd, zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen te doen op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van proceskosten die zij in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek om een immateriële schadevergoeding en vergoeding van het griffierecht.
1.11
Het Gerecht heeft het onderzoek gesloten op 25 maart 2024.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Doordat de Inspecteur hangende deze beroepsprocedure volledig aan het bezwaar van belanghebbende tegemoet is gekomen, en het beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden, komt het belang aan de beroepsprocedure te ontvallen (vgl. HR 8 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4755; HR 3 december 2010, ECLI:NL: HR:2010:BO5988; HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43). Vanwege het niet langer belang meer hebben bij een uitspraak op het beroep dient het beroep blijkens voornoemde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.2
Nu de Inspecteur geheel aan de bezwaren van belanghebbende tegemoet is gekomen, dient als hoofdregel de Inspecteur de proceskosten en het griffierecht te vergoeden (vgl. HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4045; HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:494).
Kosten beroepsfase
2.3
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van proceskosten die zij in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken, te weten reiskosten van NAf 2.600 (tweemaal vliegtickets vanuit Nederland naar Curaçao van NAf 1.300 voor zowel de geplande zitting op 27 oktober 2023 als 1 maart 2024) en verletkosten van NAf 2.300 (twee dagen € 75 per uur).
2.4
Dat belanghebbende de in 2.3 genoemde kosten heeft gemaakt wordt door de Inspecteur niet betwist. De Inspecteur betwist wel dat belanghebbende in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding, omdat van voor vergoeding in aanmerking komende kosten geen sprake is.
2.5
Ingevolge artikel 15, lid 1, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.6
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). Anders dan de Inspecteur voorstaat ziet het Gerecht geen aanleiding om voor de regels over de hoogte van de kostenvergoeding in beroepsfase thans aansluiting te zoeken bij de Ministeriele regeling formeel belastingrecht.
2.7
In artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder reiskosten (letter c) en verletkosten (letter d).
Reiskosten
2.8
In artikel 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht is bepaald dat het bedrag van de voor vergoeding in aanmerking reiskosten wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 15, eerste lid, van het Landsbesluit tarieven in burgerlijke zaken. Op grond van dat artikel zal het bedrag van hetgeen de heen- en terugreis kost, worden vergoed, naar billijkheid en ter beoordeling van de rechter.
2.9
Het Gerecht ziet geen aanleiding om bij de vergoeding van reiskosten rekening te houden met de door belanghebbende gemaakte kosten van vliegticket(s) voor de geplande zitting op 27 oktober 2023. Deze zitting is vanwege organisatorische reden bij het Gerecht niet door gegaan en belanghebbende is hier geruime tijd van te voren van op de hoogte gesteld. Bovendien had belanghebbende, zoals zij zelf ook heeft aangegeven in haar e-mail van 19 september 2023, zich kunnen laten vertegenwoordigen.
2.1
Het Gerecht ziet aanleiding om bij de vergoeding van reiskosten rekening te houden met de door belanghebbende gemaakte kosten van vliegticket(s) voor de geplande zitting op 1 maart 2024. De behandeling van het beroep op deze zitting heeft geen doorgang gevonden, omdat er na de vermindering respectievelijk vernietiging van de naheffingsaanslag en verzuimboete door de Inspecteur op 7 februari 2024 geen inhoudelijk geschil meer bestond tussen partijen (zie 1.10). Het Gerecht overweegt dat de vermindering respectievelijk vernietiging van de naheffingsaanslag en verzuimboete in een dermate laat stadium voorafgaand aan de zitting heeft plaatsgevonden, dat er aanleiding bestaat voor een vergoeding van de door belanghebbende in verband met de geplande zitting reeds gemaakte reiskosten. Daarbij neemt het Gerecht in aanmerking dat er na het versturen van de uitnodiging voor de zitting van 27 oktober 2023 op 6 oktober 2023 contact is geweest tussen belanghebbende en de Inspecteur, maar dit vervolgens door de Inspecteur eerst op 7 februari 2024 weer is opgepakt. Dat belanghebbende de zitting volgens de Inspecteur ook via videoverbinding had kunnen bijwonen, leidt niet tot een ander oordeel. Belanghebbende heeft hier voorafgaand aan de zitting niet om verzocht.
2.11
Het Gerecht stelt voorop dat iedere belastingplichtige het recht heeft om zijn zaak bij te wonen. Het Gerecht stelt de door belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende reiskosten in billijkheid vast op een bedrag van NAf 650. Het Gerecht neemt hierbij in aanmerking dat het niet aannemelijk is dat de reiskosten uitsluitend zijn gemaakt om de zitting bij te wonen.
Verletkosten
2.12
Bij verletkosten gaat het om kosten die zijn gemaakt voor het bijwonen van een zitting. [1] In het onderhavige geval is met toestemming van partijen besloten om af te zien van een zitting. De door belanghebbende verzochte verletkosten komen reeds daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Immateriële schadevergoeding
2.13
Naar het Gerecht begrijpt verzoekt belanghebbende om een vergoeding van kosten wegens spanning en frustratie in verband met het overschrijden van de redelijke termijn. Belanghebbende heeft de te vergoeden kosten berekend op NAf 1.000.
2.14
De wet- en regelgeving in Curaçao voorziet niet in de bevoegdheid van de belastingrechter tot het toekennen van een schadevergoeding. Alleen de burgerlijke rechter is bevoegd om de belanghebbende in verband hiermee een schadevergoeding toe te kennen. Belanghebbende dient het verzoek derhalve te richten aan de burgerlijke rechter (vgl. HR, 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:50).
2.15
De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen op 16 juli 2021 (bezwaar ingediend) en geëindigd op 7 februari 2024, de dag dat belanghebbende in kennis is gesteld dat de naheffingsaanslag en verzuimboete worden verminderd respectievelijk vernietigd. Bijzondere omstandigheden die verlenging van de redelijke termijn rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken. De redelijke termijn van twee jaar is derhalve overschreden. Het Gerecht zal volstaan met het constateren dat de redelijke termijn is overschreden.
Griffierecht
2.16
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten toe;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 650; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 18 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen
.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 16 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2082 voor wat betreft de verletkosten.