ECLI:NL:OGEAC:2022:309

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
CUR202101345
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake verzuimboete winstbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar met betrekking tot een verzuimboete die was opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De verzuimboete van NAf 1.000 was opgelegd op 26 juni 2019, terwijl belanghebbende tijdig de aangifte winstbelasting voor het jaar 2017 had ingediend. Belanghebbende heeft op 21 augustus 2019 pro forma bezwaar gemaakt tegen de verzuimboete en heeft op 20 mei 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft vastgesteld dat de Inspecteur niet binnen de wettelijke termijn van negen maanden een uitspraak op het bezwaarschrift heeft gedaan, waardoor het beroep ontvankelijk is verklaard.

Het Gerecht heeft om proces-economische redenen besloten om de Inspecteur niet op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar, aangezien de procedure al bijna drie jaar duurt en de Inspecteur heeft aangegeven de verzuimboete te zullen vernietigen. Het Gerecht heeft het bezwaar tegen de verzuimboete gegrond verklaard en de verzuimboete vernietigd. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die zijn vastgesteld op NAf 800, en is het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende vergoed. Daarnaast heeft het Gerecht een immateriële schadevergoeding van NAf 500 toegekend vanwege de overschrijding van de redelijke termijn bij de berechting van de zaak, die in totaal meer dan twee jaar heeft geduurd, maar waarbij de termijn met vier maanden is verlengd vanwege een brand in het belastingkantoor.

Uitspraak

Uitspraak van 27 september 2022
BBZ nr. CUR202101345
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 juni 2019 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2017 opgelegd van nihil. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf 1.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 21 augustus 2019 pro forma bezwaar gemaakt tegen de verzuimboete. Belanghebbende heeft op 24 maart 2020 het bezwaarschrift gemotiveerd.
1.3
Belanghebbende heeft op 20 mei 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
Belanghebbende heeft 27 juni 2022 het Gerecht een e-mailbericht gestuurd in aanvulling op het beroepschrift. In dit schrijven heeft belanghebbende aan het Gerecht verzocht om uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling. Partijen zijn op 27 juni 2022 door de belastinggriffie op de hoogte gesteld dat de zitting doorgang zal vinden.
1.5
De Inspecteur heeft op 27 en 28 juni 2022 over de zaak e-mailberichten gestuurd naar het Gerecht.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende was aanwezig [A]. Namens de Inspecteur is, met berichtgeving (van 28 juni 2022), niemand verschenen. De rechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

2.FEITEN

2.1.
Belanghebbende heeft tijdig de aangifte winstbelasting voor het jaar 2017 ingediend. Desondanks heeft belanghebbende op 26 juni 2019 een verzuimboete gekregen voor het niet, niet tijdig dan wel niet volledig indienen van de aangifte.
2.2
Naar aanleiding van de naheffingsaanslag met de verzuimboete is telefonisch contact geweest met de Inspectie der Belastingen. Aan belanghebbende is telefonisch bevestigd dat de verzuimboete op 31 juli 2019 is vernietigd. Hiervan heeft belanghebbende ook een print-screen ontvangen. De print-screen met als datum 31 juli 2019 behoort tot de gedingstukken. Daarop is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
‘Boete: Geheel verminderd. Reden: Anders. Belastingplichtige had uitstel tot 31-1-2019 voor het indienen van de aangifte 2017 en heeft op 11 september 2018 de aangifte 2018 (Gerecht: dat moet 2017 zijn) ingediend. Dat er aanleiding is de boete te verminderen.’
2.3
Belanghebbende heeft geen verminderingsaanslag ontvangen. Op 21 augustus 2019 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.
2.4
Tot de gedingstukken behoren twee debiteurenoverzichten (18 maart 2020 en 23 juni 2022) ten name van belanghebbende. Op deze overzichten (van de Landsontvanger van Curaçao) is desbetreffende aanslag met een openstaand bedrag van NAf 1.000 nog vermeld.
2.5
De Inspecteur heeft op 27 juni 2022 een e-mail bericht gestuurd naar het Gerecht. Daarin is voor zover van belang vermeld:
‘De verminderingsaanslag behorende bij de stukken van het beroepschrift van belanghebbende is niet correct uitgevoerd. De ontvanger heeft nu de betaling gecorrigeerd waardoor de aanslag nu wel op de correcte wijze verminderd kan worden. De correctie moet nog steeds geëxporteerd worden naar het systeem van de Inspectie. Op het moment dat dit gedaan is kan ik de aanslag verder verwerken.
Het uiteindelijke resultaat blijft ‘te betalen bedrag aan winstbelasting NAf 0’. Gezien het voorgenoemde is er ook geen belang meer in deze zaak’
2.6
In zijn e-mail van 28 juni 2022 schrijft de Inspecteur:
‘Middels dit schrijven bericht ik het Gerecht dat ik vanmiddag niet aanwezig zal zijn bij de behandeling van de zaak van belanghebbende, (…)
In dit geval is de betaling gecorrigeerd, maar moet nog geëxporteerd moet worden naar het systeem van Inspectie. Zodra ik het gegeven in ons systeem heb ontvangen, verminder ik de aanslag. In casu is er geen belang meer in deze zaak. Hierbij deel ik ook mee dat ik niet akkoord gaat met de kosten die gemaakt worden voor het verschijnen ter zitting.”

3.OVERWEGINGEN

Vooraf: beroep niet tijdig beslissen op bezwaar

3.1
Het bezwaarschrift tegen de verzuimboete is op 21 augustus 2019 door de Inspecteur ontvangen.
3.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, indien de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 21 mei 2020, een uitspraak heeft gedaan.
3.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden na de hiervoor vermelde uitspraaktermijn, in dit geval dus uiterlijk op 21 mei 2021, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
3.4
Belanghebbende heeft op 20 mei 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Het beroep is mitsdien ontvankelijk.
Inhoudelijk
3.5
De Inspecteur heeft nog immer geen uitspraak op bezwaar gedaan en geen verminderingsaanslag uitgevaardigd. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar. De onderhavige procedure duurt al bijna drie jaren en de op het bezwaar te nemen beslissing, zal gelet op de vaststaande feiten, tot niets anders kunnen leiden dan tot een gegrondverklaring. Immers de Inspecteur heeft te kennen gegeven (zie 2.5 en 2.6) de verzuimboete te zullen vernietigen.
Slotsom
3.6
Doende wat de Inspecteur zou behoren te doen, zal het Gerecht het bezwaar tegen de verzuimboete gegrond verklaren.

4.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

4.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
Kosten bezwaarfase
4.2
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de belastingaanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
4.3
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift verzocht om een vergoeding van de kosten van de bezwaarfase. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Belanghebbende heeft tot 1 januari 2019 uitstel gekregen om de aangifte winstbelasting 2017 in te dienen. Belanghebbende heeft de aangifte op 11 september 2018 en derhalve tijdig ingediend.
Door desondanks tegen beter weten in op 26 juni 2019 een boetebeschikking over 2017 op te leggen vanwege het niet-tijdig indienen van de aangifte, handelt de Inspecteur ernstig onzorgvuldig.
4.4
Het Gerecht stelt de proceskosten op de voet van artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht, vast op NAf 100 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van NAf 100, en een wegingsfactor van 1).
Kosten beroepsfase
4.5
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.6
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
4.7
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,50 (beroep niet tijdig beslissen)).
4.8
De Inspecteur heeft betoogd dat voor het verschijnen ter zitting geen recht bestaat op proceskostenvergoeding omdat de betaling reeds gecorrigeerd is door de Ontvanger en enkel naar het systeem van de Inspectie dient te worden geëxporteerd. Volgens de Inspecteur is daarmee het belang bij de zaak komen te vervallen en is er geen reden meer om een zitting te houden. Het Gerecht verwerpt dit betoog. Naast de hoofdzaak (boete) strekt de zaak zich immers ook uit tot de nevenbeslissingen bij de hoofdzaak, zoals de proceskostenvergoeding en de immateriële schadevergoeding. Bovendien zijn partijen op 27 juni 2022 op de hoogte gesteld dat de zitting op 28 juni 2022 doorgang zal vinden.
4.9
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht echter geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand aangezien geen sprake is van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur door niet tijdig te beslissen op het bezwaar (vgl. GEA Curaçao 13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:189).
Immateriële schadevergoeding
4.1
Belanghebbende heeft verzocht om toekenning van een schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn bij de berechting van de zaak.
4.11
Overschrijding van de redelijke termijn behoort te leiden tot een vergoeding van immateriële schade, afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden (vgl. GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164). De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als de rechter niet binnen twee jaar uitspraak doet na het moment dat de Inspecteur het bezwaarschrift heeft ontvangen (zie het overzichtsarrest HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252). Daarbij geldt voor de bezwaarfase een redelijke termijn van een half jaar en voor de beroepsfase van anderhalf jaar. Voor het bedrag aan schadevergoeding wordt uitgegaan van een tarief van NAf 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
4.12
Vaststaat dat het bezwaarschrift op 21 augustus 2019 door de Inspecteur is ontvangen. Het geschil inzake de boete (hoofdzaak) is met de kennisgeving van de beslissing van de Inspecteur, op 27 juni 2022 ten einde gekomen (vgl. HR 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1128). De procedure heeft derhalve in totaal meer dan twee jaar (34 maanden) geduurd, hetgeen in principe een overschrijding van de redelijke termijn meebrengt van tien maanden.
4.13
Naar het oordeel van het Gerecht vormt de grootschalige brand in het enige belastingkantoor van Curaçao eind augustus 2019 (vgl. GEA Curaçao (straf) 26 maart 2021, ECLI:NL:OGEAC:2021:51) een uitzonderlijke en onvoorzienbare situatie die voldoende reden geeft om de redelijke termijn te verlengen. Deze brand heeft veel overlast en enorme materiële schade veroorzaakt waardoor de belastingdienst tot op de dag van vandaag ernstig is belemmerd in zijn taakuitoefening. Het voorgaande heeft in ieder geval te gelden voor de onderhavige zaak waarvan het bezwaarschrift in de maand augustus 2019 is ingediend. De termijn wordt om die reden met vier maanden verlengd (vgl. GEA Curaçao 31 maart 2021, ECLI:NL:OGEAC:2021:65).
4.14
De verlenging van de redelijke termijn met vier maanden vanwege de brand in het belastingkantoor brengt mee dat de redelijke termijn in het onderhavige geval met 6 maanden is overschreden, zodat recht bestaat op een schadevergoeding van 1 x NAf 500 = NAf 500. De schadevergoeding komt volledig voor rekening van de Inspecteur omdat hij geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan.
4.15
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen gegrond;
- verklaart het bezwaar tegen de verzuimboete gegrond;
- vernietigt de verzuimboete;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van in totaal NAf 800;
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden; en
- veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van NAf 500.
Deze uitspraak is gegeven door D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 27 september 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500