ECLI:NL:OGEAC:2021:69

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
CUR202001932 tot en met CUR202001934
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en verzuimboete in Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2015, die op 23 november 2018 waren opgelegd. De belanghebbende stelde dat de aanslagen onjuist waren en dat zij recht had op aftrekken van bepaalde premies, waaronder de premie brandverzekering. De Inspecteur had een verzuimboete opgelegd van NAf 1.000 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte.

Tijdens de zitting op 23 maart 2021, die via videoverbinding plaatsvond vanwege coronamaatregelen, heeft de belanghebbende haar standpunten toegelicht, bijgestaan door haar moeder. De Inspecteur heeft op zijn beurt een verweerschrift ingediend. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de belanghebbende met de inbreng van de polis van de brandverzekering in haar bewijslast is geslaagd, maar dat een deel van de premie niet aftrekbaar was. De verzuimboete bleef in stand, omdat de Inspecteur terecht had gesteld dat er sprake was van een derde verzuim.

De belanghebbende verzocht ook om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het Gerecht oordeelde dat de redelijke termijn niet was overschreden, mede door een grootschalige brand in het belastingkantoor in augustus 2019, die de termijn met vier maanden verlengde. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar werd gegrond verklaard, en de aanslagen werden verminderd. De verzuimboete werd ongegrond verklaard, en het betaalde griffierecht werd aan de belanghebbende vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 31 maart 2021
BBZ nrs. CUR202001932 tot en met CUR202001934
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 23 november 2018 aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar- en premie-inkomen van respectievelijk NAf 105.864 en NAf 106.379. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf 1.000 vanwege het niet tijdig doen van aangifte.
1.2
Belanghebbende heeft op 3 december 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 7 juli 2020 beroepen ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.4
De Inspecteur heeft op 22 maart 2021 een verweerschrift ingediend.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door haar moeder [A] die is verbonden aan [Q] N.V. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft tevoren een pleitnota toegestuurd. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding.
1.6
Met instemming van het Gerecht heeft belanghebbende na afloop van de zitting nadere stukken ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op 18 december 2017 aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2015 gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 88.397.
2.2
Bij het opleggen van de aanslag is de Inspecteur afgeweken van de aangifte. De aanslag inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen van NAf 105.864 is als volgt berekend:
Aangifte
Aanslag
Loon Curaçao
NAf 98.297
NAf 98.297
Loon Aruba
21.976
21.976
Verwervingskosten
-/- 500
-/- 500
Premie AOV
-/- 3.730
-/- 537
Premie lijfrente
-/- 1.000
Renteontvangsten
22
22
Kosten eigen woning
-/- 24.233
-/- 12.988
Brandverzekering
-/- 2.029
Rente persoonlijke lening
-/- 406
-/- 406
Belastbaar inkomen
NAf 88.397
NAf 105.864
2.3
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend ter zake van de inkomsten uit Aruba.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen tot een juist bedrag zijn opgelegd.
3.2
De Inspecteur heeft opgemerkt dat hij akkoord gaat met een renteaftrek eigen woning van NAf 22.193, alsmede met de aftrek van de premie lijfrente van NAf 1.000 en van de premie levensverzekering van NAf 1.388. Voorts heeft de Inspecteur ingestemd met een belastingvermindering ter zake van het uit Aruba genoten arbeidsinkomen van NAf 21.976.
3.3
Tussen partijen is de aftrek van de premie AOV en de premie brandverzekering nog in geschil.

4.OVERWEGINGEN

Beroep niet-tijdig beslissen

4.1
Het bezwaarschrift tegen de aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2015 is op 3 december 2018 door de Inspecteur ontvangen.
4.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 3 september 2019, een uitspraak heeft gedaan.
4.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 3 september 2020, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.4
Belanghebbende heeft op 7 juli 2020 beroepen ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is mitsdien ontvankelijk.
4.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar.
Correcties
4.6
De belastingplichtige heeft in de regel de bewijslast voor de feiten die tot een verlaging van de verschuldigde belasting leiden. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
4.7
In het onderhavige geval dient belanghebbende dus bewijs te leveren voor de aftrek premie AOV en de aftrek premie brandverzekering. Met de inbreng van de polis van de brandverzekering heeft belanghebbende voornoemde aftrekpost onderbouwd, zodat belanghebbende is geslaagd in haar bewijslast. De Inspecteur heeft echter onweersproken gesteld dat de brandverzekering voor een deel betrekking heeft op de inboedel en in zoverre niet aftrekbaar is. De Inspecteur heeft de premie die verband houdt met de brandverzekering voor de woning die tot hoofdverblijf dient, berekend op 375.000/491.500 * NAf 2.029, ofwel NAf 1.548.
4.8
Verder heeft de Inspecteur onweersproken gesteld dat aan belanghebbende op 27 februari 2015 een teruggave van premie AOV is verleend van NAf 1.093, zodat dit bedrag gesaldeerd moet worden met het in aftrek gebrachte bedrag aan premie AOV van NAf 3.730.
4.9
Gelet op het vorenstaande dient het belastbaar inkomen als volgt te worden berekend:
Loon Curaçao
NAf 98.297
Loon Aruba
21.976
Verwervingskosten
-/- 500
Premie AOV
-/- 2.637
Premie lijfrente
-/- 1.000
Renteontvangsten
22
Kosten eigen woning
-/- 22.193
Premie levensverzekering (hypotheek)
-/- 1.388
Brandverzekering
-/- 1.548
Rente persoonlijke lening
-/- 406
Belastbaar inkomen
NAf 90.623
4.1
Verder is tussen partijen niet in geschil dat een belastingvermindering wordt verleend ter zake van het uit Aruba afkomstige arbeidsinkomen van NAf 21.976. Deze vermindering bedraagt (NAf 21.976 : NAf 90.623) x de verschuldigde inkomstenbelasting over NAf 90.623.
4.11
Doende wat de Inspecteur zou behoren te doen, zal het Gerecht de bezwaren tegen de aanslagen daarom gegrond verklaren en de aanslagen verminderen. De aanslagen premieheffing worden verminderd tot aanslagen naar een premie-inkomen van NAf 90.623 vermeerderd met de in aftrek toegelaten premie AOV van NAf 2.637.
Verzuimboete
4.12
De verzuimboete van NAf 1.000 is opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte inkomstenbelasting.
4.13
Op grond van artikel 18, lid 2, ALL kan de Inspecteur ter zake van dit verzuim een boete opleggen van ten hoogste NAf 2.500.
4.14
In de Ministeriële regeling formeel belastingrecht is onder meer het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van artikel 4.3, lid 1 van deze Ministeriële regeling wordt bij het opleggen van een verzuimboete rekening gehouden met het aantal keren dat in de voorafgaande vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd.
4.15
Ingevolge artikel 4.4, lid 1 van deze ministeriële regeling legt de Inspecteur bij een derde verzuim een boete op van NAf 1.000.
4.16
Belanghebbende heeft op 18 december 2017 de definitieve aangifte gedaan. Deze aangifte is buiten de termijn ingediend. Verder heeft de Inspecteur onweersproken gesteld dat voor het onderhavige jaar 2015 sprake is van een derde verzuim. De opgelegde boete van NAf 1.000 is overeenkomstig het boetebeleid van de Inspecteur. Het Gerecht acht deze boete passend en geboden.
Immateriële schadevergoeding
4.17
Belanghebbende heeft in het beroepschrift verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
4.18
De Curaçaose belastingwetgeving voorziet, anders dan in Nederland en Caribische Nederland (BES-eilanden), niet in de mogelijkheid tot het verstrekken van een schadevergoeding door de belastingrechter. Niettemin heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie geoordeeld dat in belastingzaken – met overeenkomstige toepassing van de voor het bestuursrecht geldende wettelijke schadevergoedingsregeling (artikel 50, lid 5 LAR) – een vergoeding van immateriële schade kan worden toegekend bij overschrijding van de redelijke termijn (GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164).
4.19
Overschrijding van de redelijke termijn behoort te leiden tot een vergoeding van immateriële schade, afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden. Bij overschrijding van de redelijke termijn worden spanning en frustratie als grond voor vergoeding van immateriële schade verondersteld (HR 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5046, r.o. 3.3.1). Aan een dergelijke overschrijding worden pas gevolgen verbonden in procedures waarin – zoals in het onderhavige geval – op of na 1 oktober 2018 een bezwaarschrift is ingediend (GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164, r.o. 4.16).
4.2
De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als de rechter niet binnen twee jaar uitspraak heeft gedaan na het moment dat de Inspecteur het bezwaarschrift heeft ontvangen (zie het overzichtsarrest HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252). Daarbij heeft als regel te gelden dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt.
4.21
Deze termijnen hebben een forfaitair karakter om een eenvoudige en eenduidige regeling te geven. Het past daarbij niet om de termijn die als regel geldt voor de behandeling van het bezwaar te variëren afhankelijk van de lengte van de wettelijke beslistermijn. Dat de wetgever de wettelijke termijn voor de beslissing op bezwaar heeft gesteld op negen maanden (artikel 30 lid 2 ALL) rechtvaardigt niet een uitzondering op voormelde (redelijke) termijn van zes maanden die als regel geldt voor de behandeling van het bezwaar (vgl. HR 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3173, r.o. 3.2.1).
4.22
In gevallen zoals de onderhavige, waarin beroep wordt ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op een bezwaarschrift, wordt de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg (bezwaar- en beroepsfase) in haar geheel aan de Inspecteur toegerekend (HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.11.1; HR 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2875, r.o. 3.5.2).
4.23
Voor het bedrag aan schadevergoeding wordt uitgegaan van een tarief van NAf 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond (GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164, r.o. 4.14).
4.24
Vast staat dat het bezwaarschrift op 3 december 2018 door de Inspecteur is ontvangen en dat geen uitspraak op bezwaar is gedaan. Voorts staat vast dat het Gerecht op 7 juli 2020 een beroepschrift tegen het niet-tijdig beslissen op bezwaar heeft ontvangen en dat de beroepsfase is afgesloten met onderhavige uitspraak van 31 maart 2021. De behandeling van het bezwaar en het beroep heeft derhalve in totaal twee jaar en bijna vier maanden geduurd, hetgeen in beginsel een overschrijding van de redelijke termijn meebrengt van bijna vier maanden.
4.25
Bij de beoordeling van dit tijdsverloop moet de invloed van de belanghebbende op het procesverloop, worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die aanleiding is voor verlenging van de redelijke termijn (HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.5.1). Daartoe kan echter niet worden gerekend het feit dat de belanghebbende eerder beroep had kunnen instellen tegen het niet tijdig doen van uitspraak op zijn bezwaarschrift (HR 22 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX6666).
4.26
Naar het oordeel van het Gerecht vormt de grootschalige brand in het enige belastingkantoor van Curaçao eind augustus 2019 een uitzonderlijke en onvoorzienbare situatie die voldoende reden geeft om de redelijke termijn te verlengen. Deze brand heeft veel overlast en enorme materiële schade veroorzaakt waardoor de belastingdienst tot op de dag van vandaag ernstig is belemmerd in zijn taakuitoefening (vgl. GEA Curaçao (straf) 26 maart 2021, ECLI:NL:OGEAC:2021:51). De termijn wordt om die reden met vier maanden verlengd. Dit brengt mee dat de redelijke termijn in het onderhavige geval niet is overschreden, zodat geen aanleiding bestaat voor een schadevergoeding.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten, nu geen sprake is van door een derde verleende rechtsbijstand. Het beroep is immers ingesteld door [Q] NV, een vennootschap waarvan belanghebbende middellijk de helft van de aandelen houdt. Belanghebbende is zelf belastingadviseur. Het beroepschrift is getekend door de directeur van [Q] NV, zijnde de moeder van belanghebbende. Zij heeft in het kader van een boekenonderzoek eerder verklaard dat de onderneming van [Q] NV aan huis is gevestigd, meer een familie-zaak is en dat belanghebbende werkzaamheden verricht voor [Q] NV. Niet is gesteld of gebleken dat ten tijde van de indiening van de bezwaar- en beroepschriften de situatie anders was. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het Gerecht van oordeel dat de door [Q] NV verleende rechtsbijstand niet door een derde is verricht (vgl. GEA Curaçao 2 oktober 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:229).
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5, Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar gegrond;
- verklaart de bezwaren tegen de aanslagen gegrond;
- verklaart het bezwaar tegen de verzuimboete ongegrond;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 90.623, waarna de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt berekend over een bedrag van NAf 21.976;
- vermindert de aanslagen premies AOV/AWW en premie AVBZ tot aanslagen naar een premie-inkomen van NAf 93.260; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 31 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500