In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een voorlopige aanslag inkomstenbelasting. De Inspecteur had de voorlopige aanslag vastgesteld op NAf 24.494, terwijl de belanghebbende, een zelfstandige zonder personeel, een belastbaar inkomen van NAf 10.452 bepleitte. De belanghebbende was niet in staat om een aangifte voor het jaar 2018 in te dienen, omdat zij wachtte op een beslissing van de Belastingdienst over eerdere jaren. De belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat de voorlopige aanslag te hoog was vastgesteld en dat er geen noodzaak was om te wachten op de definitieve aanslag om onnauwkeurigheden te corrigeren. Het Gerecht oordeelde dat de voorlopige aanslag moest worden verlaagd naar het door de belanghebbende opgegeven belastbaar inkomen van NAf 10.452. De uitspraak vernietigde de eerdere uitspraak op bezwaar en droeg de Inspecteur op het betaalde griffierecht van NAf 50 aan de belanghebbende te vergoeden. De zaak benadrukt het recht van belastingplichtigen om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen voorlopige aanslagen en de mogelijkheid om onjuistheden te corrigeren zonder te wachten op een definitieve aanslag.