ECLI:NL:OGEAC:2018:143

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
CUR201702366
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verzuimboetes opgelegd door de Inspecteur der Belastingen

In deze zaak heeft de gemachtigde van [X] B.V. bezwaar gemaakt tegen verzuimboetes die zijn opgelegd door de Inspecteur der Belastingen voor de periode van juli 2014 tot en met december 2016. De verzuimboetes waren het gevolg van niet-tijdige betalingen van naheffingsaanslagen in de loonbelasting en andere premies. De gemachtigde stelde dat de uitspraken op bezwaar ten onrechte niet aan hem waren toegezonden, waardoor de beroepstermijn pas begon te lopen op het moment dat hij de uitspraken onder ogen kreeg. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat de beroepschriften tijdig waren ingediend, omdat de gemachtigde de uitspraken op bezwaar pas op 25 april 2016 had ontvangen.

De Inspecteur heeft in de beroepsfase alle verzuimboetes vernietigd, waardoor het beroep van belanghebbende niet tot een gunstiger resultaat kon leiden. Het Gerecht verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, maar veroordeelde de Inspecteur wel tot vergoeding van de proceskosten die belanghebbende had gemaakt. De hoogte van de proceskostenvergoeding werd vastgesteld op Naf. 2.625, en de Inspecteur werd opgedragen de betaalde griffierechten van Naf. 1.500 te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen op 26 juni 2018, in aanwezigheid van griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc.

Uitspraak

Uitspraak van 26 juni 2018
BBZ nrs. CUR201600113 t/m CUR20160016, CUR201600330 t/m CUR201600332, CUR201600336 t/m CUR201600343, BBZ nrs. CUR201600563 t/m CUR201600568, CUR201600850 t/m CUR201600854, BBZ nrs. CUR201700104 t/m CUR201700113, CUR201700254, CUR201700255, CUR201700259, CUR201700260, BBZ nrs. CUR201700262 t/m CUR201700264, CUR201700955, CUR201700956, CUR201700958 t/m CUR201700964, CUR201701584, CUR201702366
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ] B.V., gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn over de periode juli 2014 tot en met december 2016 naheffingsaanslagen in de loonbelasting (LB), algemene verzekering bijzondere ziektekosten (AVBZ), basisverzekering ziektekosten (BVZ), algemene ouderdomsverzekering (AOV) en Algemene Weduwen- en wezenverzekering (AWW) opgelegd. Daarbij zijn verzuimboetes opgelegd vanwege niet tijdige betaling.
1.2
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de verzuimboetes. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de verzuimboetes gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende heeft beroepen ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarbij is in totaal Naf. 1.500 aan griffierechten betaald.
1.4
De zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2017. Namens belanghebbende is verschenen directeur [ A ], bijgestaan door [ B ], werkzaam bij [ Q ] te Aruba. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ C ], [ D ] en [ E ]. Beide partijen hebben een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Het onderzoek ter zitting is geschorst.
1.5
De Inspecteur heeft op 14 december 2017 ambtshalve alle voornoemde verzuimboetes vernietigd.
1.6
Belanghebbende heeft op 14 december 2017 een nader stuk ingebracht.
1.7
Een nadere zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2018. Namens belanghebbende is verschenen directeur [ A ], bijgestaan door [ B ] en [ S ], beiden werkzaam bij BDO-WTS te Aruba. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ C ], [ D ], [ F ] en [ G ]. Beide partijen hebben een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

2.FEITEN

2.1
Blijkens een uitspraak van de Raad van Beroep voor Belastingzaken van 11 juli 2014 is de levering door belanghebbende van het geneesmiddel [ Z ] vrijgesteld van omzetbelasting, nu vaststaat dat dit geneesmiddel niet anders dan op recept wordt afgegeven.
2.2
Belanghebbendes gemachtigde heeft in een brief van 22 oktober 2014 het volgende aan de Inspecteur geschreven:
“Namens [belanghebbende] en met verwijzing naar ons persoonlijk gesprek van 22 augustus 2014, 3 oktober 2014, ons telefonisch gesprek van 21 oktober 2014 en het rulingverzoek van 22 oktober 2014, vragen wij uw aandacht voor het volgende.
Zoals reeds met u is afgesproken heeft [belanghebbende] recht op een substantieel tegoed vanwege de ten onrechte afgedragen omzetbelasting over UR-geneesmiddelen in de jaren 2001, 2002, 2003 en 2009 tot en met mei 2013. Op basis van de informatie zoals opgenomen in het rulingverzoek heeft [belanghebbende] recht op een teruggave van Naf. 7.152.365. Aangezien de formalisatie van de teruggaafbeschikkingen nog enige tijd zal vergen, verzoeken wij uw goedkeuring waarbij u [belanghebbende] toestaat, om met ingang van 11 juli 2014 (datum uitspraak RvBB) aangiften [voetnoot: Aangiften voor elke belasting, zoals opgenomen in artikel 1 van de ALL] te mogen indienen waarbij de betaling achterwege zal blijven. Ten tijde van de formalisatie van de teruggaafbeschikkingen zullen de “achterwege gebleven betalingen” alsnog in mindering worden gebracht op het tegoedbedrag.
Indien u akkoord gaat met ons verzoek, vragen wij u vriendelijk om deze brief getekend te retourneren.”
De Inspecteur heeft deze brief niet voor akkoord ondertekend en geretourneerd.
2.3
Belanghebbende heeft de verschuldigde LB en premies AVBZ, BVZ, AOV en AWW over de periode juli 2014 tot en met november 2016 wel aangegeven, maar niet betaald.
2.4
De Inspecteur heeft ter zake van de niet-betaalde loonbelasting en premies de onderhavige naheffingsaanslagen en verzuimboetes opgelegd. De verzuimboetes zijn opgelegd op de voet van artikel 19 Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) vanwege het niet tijdig betalen van belastingen die op aangifte moet worden betaald.
2.5
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en verzuimboetes. Zij heeft daarbij niet verzocht om een vergoeding van de kosten in de bezwaarfase.
2.6
Tegen de uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld. Hangende de beroepsprocedure heeft de Inspecteur alle verzuimboetes vernietigd.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is uitsluitend nog de hoogte van de toe te kennen proceskostenvergoeding in geschil.
3.2
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale vergoeding van de proceskosten van Naf. 65.790, te weten Naf. 42.300 voor de bezwaarfase en Naf. 23.490 voor de beroepsfase.
3.3
De Inspecteur concludeert tot het toekennen van een forfaitaire proceskostenvergoeding.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid beroep

4.1
De beroepschriften die op 4, 6 en 9 juni 2016 zijn ingediend tegen de uitspraken op bezwaar van 18 februari 2016, zijn buiten de tweemaandstermijn ingediend. Belanghebbende stelt dat niet-ontvankelijkheid achterwege moet blijven omdat de uitspraken op bezwaar ten onrechte niet aan de gemachtigde zijn toegezonden.
4.2
De gemachtigde van belanghebbende heeft bezwaarschriften tegen de verzuimboetes ingediend. In dat geval dient de Inspecteur de uitspraken op bezwaar aan de gemachtigde toe te zenden (vgl. Raad van Beroep voor Belastingzaken 18 maart 2002, nr. 2001/143, ECLI:NL:ORBBNAA:2002:BU4428). Is een uitspraak op bezwaar, zoals in het onderhavige geval, niet aan de gemachtigde bekendgemaakt, dan vangt de beroepstermijn van twee maanden pas aan op de dag waarop de gemachtigde een afschrift van de uitspraak onder ogen heeft gekregen (vgl. HR 17 april 2015, nr. 14/05377, ECLI:NL:HR:2015:960; HR 15 april 2005, nr. 40.279, ECLI:NL:HR:2005:AT3985). Belanghebbende heeft gesteld, hetgeen niet is weersproken, dat de uitspraken op bezwaar op 25 april 2016 onder ogen van de gemachtigde zijn gekomen. De beroepschriften die op 4, 6 en 9 juni 2016 zijn ingediend, zijn derhalve binnen de beroepstermijn van twee maanden ingediend.
Verzuimboetes vernietigd
4.3
De Inspecteur is in de beroepsfase volledig aan belanghebbende tegemoetgekomen door alle verzuimboetes alsnog te vernietigen. Dit beroep kan dus niet tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat leiden. Dit beroep moet derhalve wegens het ontbreken van een belang niet-ontvankelijk worden verklaard (vgl. HR 15 januari 2016, nr. 15/00460, ECLI:NL:HR:2016:43). Het Gerecht vindt daarin wel aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
Kosten bezwaarfase
4.4
Ingevolge artikel 32a, lid 1 ALL worden de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, op verzoek van de belastingplichtige vergoed voor zover de voor bezwaar vatbare beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
4.5
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase niet verzocht om een kostenvergoeding. Gelet op het bepaalde in artikel 32a, lid 1, ALL komt belanghebbende dan niet in aanmerking voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Kosten beroepsfase
4.6
In artikel 15, lid 2, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd.
4.7
Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). In artikel 1 van dit Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: BPB) zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten worden op forfaitaire wijze berekend. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat alle onderhavige zaken met elkaar samenhangen. Op grond van artikel 3, lid 1, BPB worden samenhangende zaken beschouwd als één zaak. Het Gerecht berekent de proceskostenvergoeding op een bedrag van Naf. 2.625 (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor zitting, 0,5 punt voor nadere zitting, waarde per punt Naf. 700, wegingsfactor 1, samenhangende zaken factor 1,5).
4.8
Ingevolge artikel 2, lid 3, BPB kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand. De Inspecteur treft immers niet het verwijt dat hij boetebeschikkingen heeft gegeven terwijl op dat moment duidelijk was dat die beschikkingen in een daartegen ingestelde procedure geen stand zullen houden (vgl. HR 13 april 2007, nr. 41.235, ECLI:NL:HR:2007:BA2802). Evenmin is sprake van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur (vgl. HR 4 februari 2011, nr. 09/02123, ECLI:NL:HR:2011:BP2975).
4.9
Redengevend daarvoor is dat niet aannemelijk is geworden dat voorafgaand aan het opleggen van de verzuimboetes een mondelinge toezegging door de Inspecteur is gedaan of een mondelinge overeenkomst met de Inspecteur is gesloten dat betaling van de op aangifte verschuldigde loonbelasting en premies achterwege kon blijven. Uit de brief van 22 oktober 2014 (zie 2.2) kan slechts worden afgeleid dat in een eerder stadium is afgesproken dat belanghebbende recht heeft op een teruggaaf van omzetbelasting, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat eerder een toezegging is gedaan of een overeenkomst tot stand is gekomen omtrent de verrekening met de op aangifte verschuldigde loonbelasting en premies. In deze brief is veeleer te lezen een verzoek aan de Inspecteur tot instemming. Daarbij komt nog dat dit verzoek blijkens de voetnoot uitsluitend betrekking op de belastingen genoemd in artikel 1 ALL, en mitsdien niet op de premies AVBZ, BVZ, AOV en AWW. Nu de Inspecteur niet op deze brief heeft gereageerd en ook anderszins nadien geen blijk ervan heeft gegeven instemming te hebben verleend, mocht belanghebbende redelijkerwijs niet ervan uitgaan dat betaling van de op aangifte verschuldigde loonbelasting en premies achterwege kon blijven. De Inspecteur treft mitsdien niet het verwijt dat hij verzuimboetes ter zake van het niet-betalen heeft opgelegd, terwijl op dat moment reeds duidelijk was dat die boetes geen stand zullen houden.
Griffierechten
4.1
De Inspecteur dient de betaalde griffierechten van in totaal Naf. 1.500 aan belanghebbende te vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen inzake de verzuimboetes niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Naf. 2.625; en
- draagt de Inspecteur op de door belanghebbende betaalde griffierechten van in totaal Naf. 1.500 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 26 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500