Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2.Uitgangspunten in cassatie
De vergoeding voor de kosten van het beroep heeft de Rechtbank op de voet van artikel 2, lid 1, letter a, van het Besluit (tekst 2022), in samenhang gelezen met punten 1 en 13 van onderdeel A1 en punt 1 van onderdeel B1 van de Bijlage, vastgesteld op € 1.518, uitgaande van 2 punten (beroepschrift en verschijnen zitting), wegingsfactor 1, en een waarde per punt van € 759.
- vermindert de naheffingsaanslag met € 354 tot € 4.763;
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en heeft bij datzelfde geschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. Het incidentele hoger beroep betrof de door de Rechtbank vastgestelde vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het beroep zoals hiervoor in 2.2.2 weergegeven. Volgens belanghebbende had de Rechtbank de proceskostenvergoeding voor het beroep moeten berekenen naar de volgens het Besluit en de Bijlage op de datum van de uitspraak, te weten 4 januari 2023, geldende waarde per punt van € 837.
[naar de Hoge Raad begrijpt: beroepschrift]en verschijnen zitting), wegingsfactor 1, en een waarde per punt van € 875.
Daarbij heeft het Hof overwogen geen aanleiding te zien om belanghebbende een punt toe te kennen voor het incidentele hogerberoepschrift, omdat de gemachtigde van belanghebbende bij één geschrift zowel verweer heeft gevoerd als incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Bovendien is het incidentele hoger beroep slechts gegrond vanwege de onjuiste toepassing van het tarief voor de proceskostenvergoeding, aldus het Hof.
3.Beoordeling van de klachten
.De Rechtbank had de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van die kosten. Het Hof heeft die veroordeling teniet gedaan met de vernietiging van de beslissing van de uitspraak van de Rechtbank “op het onderdeel proceskostenvergoeding” en de daarvoor in de plaats gestelde beslissing.
Voor een hogerberoepschrift wordt volgens punt 1 van onderdeel A1 van de Bijlage één punt toegekend. Voor toekenning op de voet van artikel 2, lid 1, letter a, van het Besluit van een vergoeding van kosten ter zake van rechtsbijstand voor het instellen van incidenteel hoger beroep, maakt het geen verschil of deze proceshandeling in een afzonderlijk geschrift is opgenomen dan wel in één geschrift in combinatie met het verweer tegen het door de andere procespartij ingestelde hoger beroep. [3] Verder geldt dat voor het antwoord op de vraag of op grond van artikel 8:108, lid 1, Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:75 Awb en artikel 2, lid 1, letter a, van het Besluit, tot een veroordeling van het bestuursorgaan in de proceskosten wordt overgegaan, als regel bepalend is of het aangewende rechtsmiddel slaagt, ongeacht de gronden waarop de bestreden uitspraak geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd. Daarvoor maakt het niet uit of de fout of vergissing van de rechtbank een kwestie betreft die voor degene die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, juridisch bezien eenvoudig is.Het voorgaande betekent dat een fout of vergissing van de rechtbank, zoals in dit geval het onjuist berekenen van de vergoeding van kosten ter zake van rechtsbijstand voor het beroep, die in hoger beroep leidt tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden uitspraak, aanleiding vormt voor een veroordeling van het betrokken bestuursorgaan in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 Awb en artikel 2, lid 1, letter a, van het Besluit. [4] Hetgeen hiervoor is overwogen, neemt niet weg dat de gronden die hebben geleid tot gehele of gedeeltelijke vernietiging bij toepassing van artikel 2, lid 1, letter a, van het Besluit en de Bijlage een rol kunnen spelen bij de beantwoording van de vraag welk gewicht aan de zaak moet worden toegekend voor elke fase van de procedure. Zoals in rechtsoverweging 3.3.4 van het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2293, is beslist, dient de beoordelende instantie zelfstandig – op grond van een eigen waardering – te beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt.