Uitspraak
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
21 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure in belang der wet, ingesteld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. De zaak betreft de openbaarheid van civiele procedures en de verplichting van gerechten om informatie te verstrekken aan derden over aanhangige civiele procedures. De aanleiding voor deze procedure was een verzoek van een advocaat aan de griffier van de rechtbank ’s-Gravenhage om informatie over procedures waarin een bepaalde natuurlijke persoon (A) partij was. De griffier weigerde dit verzoek, wat leidde tot een verzet van de advocaat. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om opgave van alle procedures afgewezen, maar het verzoek om afschriften van uitspraken toegewezen. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de vraag behandeld in hoeverre gerechten verplicht zijn om informatie te verstrekken aan derden, en heeft daarbij het beginsel van openbaarheid van rechtspraak en de bescherming van persoonsgegevens in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de voorzieningenrechter onjuist heeft geoordeeld door te stellen dat er geen ruimte is voor het verstrekken van een opgave van alle procedures waarin A partij is of was. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en stelt dat de vernietiging geen nadeel toebrengt aan de rechten die door betrokkenen zijn verkregen.