Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
4.Beslissing
31 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een verzoek van betrokkene om schadevergoeding wegens overschrijding van de beslistermijn door de rechtbank na cassatie en terugwijzing. Betrokkene had eerder een zorgmachtiging gekregen en was in een accommodatie van de zorgaanbieder geplaatst. Na een klachtprocedure en een vernietiging van de beschikking door de Hoge Raad, werd de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Betrokkene verzocht om schadevergoeding van € 50 per dag voor de periode dat hij in de accommodatie verbleef, alsook voor de lange duur van de procedure na de terugverwijzing. De rechtbank had de verzoeken tot schadevergoeding afgewezen, wat betrokkene tot cassatie heeft gedreven.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank de klacht van betrokkene gegrond had verklaard, maar dat er geen onrechtmatige overplaatsing had plaatsgevonden. De Hoge Raad bevestigde dat de verzoeken tot schadevergoeding onvoldoende waren onderbouwd. Het hof oordeelde dat de overschrijding van de beslistermijn niet automatisch leidt tot schadevergoeding, en dat betrokkene niet had aangetoond dat hij schade had geleden door de termijnoverschrijding. De Hoge Raad verwierp het principale beroep en oordeelde dat de procedure voor schadevergoeding tegen de Staat in een zelfstandige procedure moest worden ingediend, aangezien deze niet in de huidige procedure kon worden behandeld.