Hoewel de gemeente niet-ontvankelijk is in haar cassatieberoep (zie hiervoor in 3.2.2), overweegt de Hoge Raad naar aanleiding van onderdeel 3 ten overvloede het volgende.
Art. 7:2 lid 3 Wvggz bepaalt dat indien de betrokkene geen advocaat heeft, de burgemeester binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel ervoor zorgdraagt dat de betrokkene wordt bijgestaan door een advocaat, tenzij de betrokkene daartegen bedenkingen heeft. Niet-naleving van deze verplichting tast de rechtmatigheid van de crisismaatregel niet aan. Door het niet naleven van de verplichting als bedoeld in art. 7:2 lid 3 Wvggz kan immers geen sprake zijn van een beoordelingsfout bij de vaststelling of ten aanzien van de betrokkene is voldaan aan de vereisten voor het kunnen nemen van een crisismaatregel (art. 7:1 lid 1 Wvggz).
Op grond van art. 10:12 lid 1 Wvggz kan schadevergoeding worden toegekend indien bij het nemen van een crisismaatregel de wet niet in acht is genomen. Uit het gebruik van het woord “bij” volgt dat ook de niet-naleving van wettelijke verplichtingen die in verband met het nemen van de crisismaatregel moeten worden nageleefd grond kan zijn om schadevergoeding toe te kennen, al tast die niet-naleving de rechtmatigheid van de crisismaatregel zelf niet aan.De verplichting om binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel ervoor te zorgen dat de betrokkene rechtsbijstand heeft, is daarvan een voorbeeld.
Bij de beoordeling van een verzoek tot schadevergoeding gelden de uitgangspunten genoemd in de uitspraken van de Hoge Raad met betrekking tot art. 35 Wet Bopz (oud).Daaruit volgt onder meer dat bij de toekenning ‘naar billijkheid’ van schadevergoeding op de voet van art. 10:12 Wvggz, evenals onder art. 35 Wet Bopz (oud) het geval was, de rechter niet gebonden is aan de grenzen voor de toekenning van vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade, vervat in art. 6:106 BW.
Daaruit volgt voorts dat, indien bij het nemen van een crisismaatregel de wet niet in acht is genomen, en de betrokkene stelt dat hij daarvan nadeel heeft ondervonden, hij recht heeft op een schadevergoeding naar billijkheid. In zodanig geval is immers aannemelijk dat de betrokkene daarvan nadeel heeft ondervonden, in de vorm van spanning en frustratie. Dat geldt dus ook voor een geval als dit, waarin de betrokkene langer dan de wetgever gerechtvaardigd heeft geacht, van rechtsbijstand verstoken is gebleven.