Uitspraak
verblijvende te [plaats],
zetelende te Arnhem,
1.Het geding tot dusverre
2.Het tweede geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende het recht op schadeloosstelling na een overschrijding van de beslistermijn door de rechter, zoals geregeld in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De zaak betreft een verzoek tot schadevergoeding van een betrokkene die in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef en die stelde dat hij nadeel had geleden door de vertraging in de beslissing van de rechtbank. De rechtbank had op 30 mei 2013 een beschikking gegeven, maar deze was te laat, waardoor de betrokkene in onzekerheid verkeerde over de rechtmatigheid van zijn gedwongen verblijf. De Hoge Raad oordeelde dat de overschrijding van de beslistermijn een schending van artikel 5 lid 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) met zich meebracht, wat de betrokkene recht gaf op schadevergoeding. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige beslissingen in zaken die de vrijheid van personen aangaan, en bevestigt dat een overschrijding van de beslistermijn kan leiden tot aanspraak op immateriële schadevergoeding.