Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2023 uitspraak gedaan over de vraag of een werkgever op basis van artikel 7:638 lid 8 BW vakantiedagen van een werknemer kan afboeken wanneer de werknemer, na het vaststellen van zijn vakantie, ziek wordt en vervolgens met toestemming van de bedrijfsarts op vakantie gaat. De zaak betreft DAF Trucks N.V. als eiseres tot cassatie en een werknemer als verweerder. De werknemer had verlof aangevraagd voor een periode van 13 mei tot en met 22 juni 2018, dat was goedgekeurd. Echter, op 29 januari 2018 meldde de werknemer zich ziek. De bedrijfsarts bevestigde dat de werknemer niet arbeidsgeschikt was, maar de werknemer gaf aan toch op vakantie te willen gaan. DAF heeft vervolgens 29 vakantiedagen van de werknemer afgeschreven.
De werknemer vorderde dat deze afboeking ongedaan werd gemaakt, stellende dat DAF in strijd handelde met artikel 7:638 lid 8 BW, omdat hij tijdens zijn vakantie arbeidsongeschikt was. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer af, maar het hof oordeelde dat de werknemer niet had ingestemd met de afboeking van de vakantiedagen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en vernietigde de eerdere arresten van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De Hoge Raad oordeelde dat de werkgever niet zonder meer kon aannemen dat de werknemer instemde met het afboeken van vakantiedagen, enkel omdat hij aangaf op vakantie te willen gaan. De Hoge Raad verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.