15.2Op deze arbeidsovereenkomst is van toepassing het “Professioneel Statuut Fysiotherapeuten in dienstverband in de vrijgevestigde praktijk”, zoals dat door de bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Vrijgevestigde Fysiotherapiepraktijk 2003 betrokken partijen is vastgesteld en eventueel in de toekomst zal komen te luiden. Het “Professioneel Statuut Fysiotherapeuten in dienstverband in de vrijgevestigde praktijk” is alsbijlage 5aan deze arbeidsovereenkomst gehecht. Werknemer verklaart zich met de inhoud hiervan bekend.
(A)_ Categorieën werkzaamheden
De werkzaamheden die voorkomen in de praktijk van werkgever zijn onderverdeeld in de navolgende Categorieën, waarbij het uurloon per Categorie het navolgende bedrag bedraagt:
1.Werkzaamheden als fysiotherapeut
Het uurloon voor fysiotherapie bedraagt € 30,04 bruto[hof: volgens het tweede contract € 31,20]
.
63% van €23,84[hof: volgens het tweede contract 65% van €24,-]
per gedeclareerde behandeling van 30 min.
2. Specialisme
Het uurloon voor een door het KNGF/Keurmerk erkend specialisme bedraagt 65% van de gedeclareerde behandelomzet bruto.
3. Groepstherapie
Conform percentage (60,9%) van geldende prijslijst
* Het uurloon voor taken als kwaliteitsmanager bedraagt € 25,- bruto;
* Het uurloon voor taken als praktijkmanager bedraagt € 30,- bruto;
* Het uurloon voor taken op ICT-gebied Curasoft bedraagt € 25,- bruto;
* Het uurloon voor extra beheerstaken en administratieve taken bedraagt € 25,- bruto;
* Het uurloon voor receptietaken bedraagt € 12,50,- bruto;
(B) Berekening Variabel Salaris
1.Het Variabel Salaris wordt maandelijks berekend aan de hand van het administratiesysteem van werkgever. De urenadministratie van werkgever is bindend.
2.Het Variabel Salaris wordt als volgt berekend:
* per gewerkt uur boven de Basisuren: [aantal uren] x desbetreffende [uurloon]
* werkzaamheden als fysiotherapeut in een door het KNGF erkend specialisme[, dan wel als groepstherapeut] in plaats van de Basiswerkzaamheden als fysiotherapeut: verschil [uurloon specialisme/uurloon groepstherapie -/- uurloon fysiotherapeut] x [aantal uren].
Indien een gedeelte van een uur wordt gewerkt, is het daarvoor geldende uurloon naar rato verschuldigd.
Het basissalaris bedraagt bruto € 100,-[hof: volgens het tweede contract €150,-]
exclusief €20,-[hof: volgens het tweede contract €60,-]
reiskostenvergoeding.
Bij gebrek aan behandelingen worden voor 4 uur werkzaamheden verricht in overleg met de werkgever die ten goede komen aan ontwikkeling van de praktijk.
Bijvoorbeeld:
Ontwikkelen van zorggerelateerde protocollen, diensten, producten. Of promotionele activiteiten t.b.v. de praktijk. Denk hierbij aan acquisitie, flyeren, bijwonen van evenementen ter bevordering van de naamsbekendheid van de praktijk:
Aanvullend / variabel salaris
Loon bij reguliere zitting 60,9% x € 23,84[hof: bij het tweede contract 65% x €24,-]
Reguliere zitting aan huis 1,33% x (60,9% x €23,84)[hof: bij het tweede contract 65% x €24,-]
Oedeemtherapie 62%[hof: bij het tweede contract 65%]
conform gecontracteerd of vrij tarief
Professioneel Statuut Fysiotherapeuten in dienstverband in de vrijgevestigde praktijk
Conform CAO-V 2003 Bijlage 3
Gemaild naar werknemer bij het aangaan van arbeidsovereenkomst, terug te vinden opwww.fysionet.nl
De verzoeken in eerste aanleg / de beslissingen van de kantonrechter / de verzoeken in hoger beroep / de omvang van het geschil in hoger beroep
3.3.1.In eerste aanleg heeft [Werkgeefster] de kantonrechter verzocht (samengevat weergegeven):
1. voor recht te verklaren dat [werkneemster] niet over een dringende reden beschikte om de arbeidsovereenkomst per direct op te zeggen en dat die opzegging niet maakt dat [Werkgeefster] geen beroep kan doen op het concurrentie- en studiekostenbeding in de arbeids- en studieovereenkomst;
en [werkneemster] te veroordelen tot betaling van:
2. € 3.691,04 bruto als schadevergoeding;
3. € 18.090,49 aan studiekosten;
4. € 275,- ter zake keurmerkkosten;
5. € 2.250,- als contractuele boete;
alles te vermeerderen met rente;
en
6. [werkneemster] te veroordelen in de proceskosten.
3.3.2.[werkneemster] heeft als tegenverzoeken de kantonrechter verzocht (samengevat weergegeven):
1. primair te bepalen dat [Werkgeefster] aan achterstallig loon moet betalen € 61.037,72, als fiscale compensatie € 3.426,70 en als kosten ex artikel 6:96 BW € 3.630,-;
2. en dat [Werkgeefster] alle relevante informatie geeft benodigd voor een correcte financiële afwikkeling van de arbeidsovereenkomst;
3. onder toekenning van de transitievergoeding;
4. en toekenning van € 60.000,- aan billijke vergoeding;
5. te bepalen dat [Werkgeefster] een correcte eindafrekening op moet maken;
6. te bepalen dat [Werkgeefster] wettelijke rente moet betalen over alle verschuldigde bedragen;
en subsidiair als voorlopige voorziening te bepalen dat [Werkgeefster] gegevens in het geding dient te brengen waaruit de correcte loonaanspraak van [werkneemster] blijkt, op straffe van een dwangsom.
3.3.3.Bij tussenbeschikking van 5 juni 2019 heeft de kantonrechter [Werkgeefster] in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen tegen deze tegenverzoeken. Bij beschikking van 17 november 2020 heeft de kantonrechter een deskundigenbericht bevolen en een deskundige benoemd.
3.3.4.Bij eindbeschikking van 17 juli 2023 heeft de kantonrechter
op de verzoeken van [Werkgeefster] :
- [werkneemster] veroordeeld tot betaling van € 18.365,49 aan studie- en keurmerkkosten, vermeerderd met wettelijke rente;
- [werkneemster] veroordeeld in de proceskosten;
op de tegenverzoeken van [werkneemster] :
- [Werkgeefster] veroordeeld tot betaling van € 47.550,36 netto, vermeerderd met wettelijke rente over € 30.805,41 netto;
- [Werkgeefster] veroordeeld om een correcte eindafrekening op te maken;
- [Werkgeefster] veroordeeld in de proceskosten.
De kantonrechter heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.3.5.[Werkgeefster] heeft in hoger beroep verzocht de tussenbeschikking van 17 november 2020 en de eindbeschikking van 17 juli 2023 op de aangevallen onderdelen te vernietigen, althans aan te vullen, zodanig dat de vorderingen van [Werkgeefster] alsnog worden toegewezen en de vorderingen van [werkneemster] alsnog worden afgewezen, met veroordeling van [werkneemster] in de proceskosten.
3.3.6.Hoewel [Werkgeefster] heeft verzocht al haar vorderingen alsnog toe te wijzen, heeft zij geen (voldoende kenbare) grief gericht tegen de overweging die betrekking heeft op de afwijzing van de gevraagde verklaring voor recht met betrekking tot het concurrentiebeding en de vordering tot betaling van de contractuele boete (laatste gedeelte van overweging 2.3 van het tussenvonnis van 17 november 2020). Het concurrentie- en boetebeding zijn dus geen onderwerp meer van het geschil in hoger beroep.
3.3.7.[werkneemster] is niet in incidenteel hoger beroep gekomen, althans dat blijkt onvoldoende uit het verweerschrift in hoger beroep. Dat betekent dat in dit hoger beroep de studie- en keurmerkkosten, de transitievergoeding en de billijke vergoeding geen onderwerp meer zijn van het geschil.
Het ontslag op staande voet (grief 1)
3.4.1.[werkneemster] heeft op 31 januari 2019 de arbeidsovereenkomst per direct opgezegd. [Werkgeefster] heeft schadevergoeding gevorderd op grond van artikel 7:672 lid 11 BW (destijds lid 10).
3.4.2.Op grond van de genoemde bepaling heeft [Werkgeefster] recht op een vergoeding gelijk aan het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Dat is echter niet het geval als [werkneemster] een dringende reden had voor de opzegging. Volgens [werkneemster] was daarvan sprake. Zij heeft al in eerste aanleg verwezen naar de brief waarmee zij de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en al in eerste aanleg aangevoerd dat uit die brief blijkt dat het om de volgende redenen ging:
- beweerdelijk disfunctioneren;
- stalken van haar;
- het informeren van het personeel en patiënten over een waarschuwing als zij voor langere tijd ziek zou zijn;
- het niet oplossen van het loonconflict;
- het haar ineens niet meer in aanmerking brengen voor gespecialiseerde zittingen geriatrie en het onthouden van loon daarvoor;
- het niet betalen van loon waarop zij recht had.
In de drie pagina’s tellende opzegbrief van [werkneemster] worden deze redenen genoemd en nader toegelicht.
3.4.3.[Werkgeefster] is in haar beroepschrift slechts ingegaan op de redenen die betrekking hadden op het loonconflict en het niet oplossen van dat conflict. Zij heeft aangevoerd dat van een onverwijlde opzegging geen sprake was of kon zijn, omdat dat conflict al meer dan een jaar bestond. [Werkgeefster] is echter niet ingegaan op de andere redenen die [werkneemster] aan haar ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd en die (kennelijk) wél pas kort voor het ontslag speelden, te weten, het verwijt dat zij disfunctioneerde, ‘stalking’, het niet meer in aanmerking brengen voor specialistische werkzaamheden, en het geven van informatie aan personeel en patiënten over haar (in haar brief heeft [werkneemster] dat als onprofessioneel aangemerkt en een schending van haar privacy genoemd). In het verweerschrift in hoger beroep heeft [werkneemster] nogmaals een opsomming gegeven van de (hiervoor in 3.4.2 genoemde) redenen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [Werkgeefster] betwist dat die redenen juist zijn. Verder is [Werkgeefster] daar niet meer op ingegaan. Het hof is van oordeel dat uit de ontslagbrief volgt dat niet zozeer het loonconflict de aanleiding was om per direct ontslag te nemen (want dat conflict bestond inderdaad al langer), maar de manier waarop [Werkgeefster] kort voordat [werkneemster] ontslag nam met dat loonconflict omging, dus vanwege de vier hiervoor genoemde redenen. Die redenen kunnen een ontslagneming op staande voet rechtvaardigen.
Nu [Werkgeefster] in hoger beroep uitsluitend op de reden ‘loonconflict’ is ingegaan, is het hof van oordeel dat [werkneemster] een dringende reden had om ontslag op staande voet te nemen.
3.4.4.[Werkgeefster] is nog ingegaan op matigingsbevoegdheid en belangenafweging. Aangezien de kantonrechter van oordeel was dat [werkneemster] geen schadevergoeding aan [Werkgeefster] verschuldigd was, is de kantonrechter daar niet aan toegekomen. Het hof kan de omgekeerde redenering van [Werkgeefster] niet volgen. Ook het hof komt niet toe aan toewijzing van enige forfaitaire vergoeding.
3.4.5.Deze grief slaagt dus niet zodat de bestreden beschikkingen op dit onderdeel in stand blijven.
Het loon (grieven 2 tot en met 6)