15.2Op deze arbeidsovereenkomst is van toepassing het “Professioneel Statuut Fysiotherapeuten in dienstverband in de vrijgevestigde praktijk”, zoals dat door de bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Vrijgevestigde Fysiotherapiepraktijk 2003 betrokken partijen is vastgesteld en eventueel in de toekomst zal komen te luiden. Het “Professioneel Statuut Fysiotherapeuten in dienstverband in de vrijgevestigde praktijk” is alsbijlage 5aan deze arbeidsovereenkomst gehecht. Werknemer verklaart zich met de inhoud hiervan bekend.
(A)_ Categorieën werkzaamheden
De werkzaamheden die voorkomen in de praktijk van werkgever zijn onderverdeeld in de navolgende Categorieën, waarbij het uurloon per Categorie het navolgende bedrag bedraagt:
1.Werkzaamheden als fysiotherapeut
Het uurloon voor fysiotherapie bedraagt € 29,28[hof: bij het tweede contract van [verweerder 1] : € 29,76 en voor [verweerder 2] : € 24,-]
bruto.
61%[hof: bij het tweede contract van [verweerder 1] : 62%; bij [verweerder 2] : 55%]
van €24,- per gedeclareerde behandeling van 30 min.
2. Specialisme
Het uurloon voor een door het KNGF/Keurmerk erkend specialisme bedraagt 63%[hof: bij het tweede contract van [verweerder 1] : 65%; bij [verweerder 2] : 55%]
van gedeclareerde behandelomzet bruto.
3. Groepstherapie
Conform percentage (61%)[hof: bij [verweerder 2] : 50%]
van geldende prijslijst
* Het uurloon voor taken als kwaliteitsmanager bedraagt € 25,- bruto;
* Het uurloon voor taken als praktijkmanager bedraagt € 30,- bruto;
* Het uurloon voor taken op ICT-gebied Curasoft bedraagt € 25,- bruto;
* Het uurloon voor extra beheerstaken en administratieve taken bedraagt € 25,- bruto;
* Het uurloon voor receptietaken bedraagt € 10,- bruto;
(B) Berekening Variabel Salaris
1.Het Variabel Salaris wordt maandelijks berekend aan de hand van het administratiesysteem van werkgever. De urenadministratie van werkgever is bindend.
2.Het Variabel Salaris wordt als volgt berekend:
* per gewerkt uur boven de Basisuren: aantal behandeling x (61%[hof: bij het tweede contract van [verweerder 1] : 62%; bij [verweerder 2] : 55%]
x €24);
* werkzaamheden als fysiotherapeut in een door het KNGF erkend specialisme, dan wel als groepstherapeut in plaats van de Basiswerkzaamheden als fysiotherapeut: verschil uurloon specialisme/uurloon groepstherapie -/- uurloon fysiotherapeut x aantal behandelingen.
Indien een gedeelte van een uur wordt gewerkt, is het daarvoor geldende uurloon naar rato verschuldigd.
Het basissalaris bedraagt bruto € 100,- exclusief €20,- reiskostenvergoeding.
Bij gebrek aan behandelingen worden voor 4 uur werkzaamheden verricht in overleg met de werkgever die ten goede komen aan ontwikkeling van de praktijk.
Bijvoorbeeld:
Ontwikkelen van zorggerelateerde protocollen, diensten, producten. Of promotionele activiteiten t.b.v. de praktijk. Denk hierbij aan acquisitie, flyeren, bijwonen van evenementen ter bevordering van de naamsbekendheid van de praktijk:
Aanvullend / variabel salaris
Loon bij reguliere zitting 61% x € 24[hof: bij het tweede contract van [verweerder 1] : 62%; bij [verweerder 2] : 55%]
Reguliere zitting aan huis 1,33% x (61% x €24)[hof: bij het tweede contract van [verweerder 1] : 62%; bij [verweerder 2] : 55%]
Geriatriefysiotherapie 63% conform gecontracteerd of vrij tarief[hof: bij het tweede contract van [verweerder 1] : 65%; bij [verweerder 2] : 55%]
Professioneel Statuut Fysiotherapeuten in dienstverband in de vrijgevestigde praktijk
Conform CAO-V 2003 Bijlage 3
Gemaild naar werknemer bij het aangaan van arbeidsovereenkomst, terug te vinden opwww.fysionet.nl
De verzoeken in eerste aanleg / de beslissingen van de kantonrechter / de verzoeken in hoger beroep / de omvang van het geschil in hoger beroep
3.3.1.In eerste aanleg hebben [verweerder 1] en [verweerder 2] de kantonrechter verzocht om (samengevat weergegeven):
1. te bepalen dat [BV 1] gegevens verstrekt die nodig zijn om de hoogte van het loon vast te kunnen stellen in de periode dat zij in dienst zijn geweest en het bedrag te bepalen aan achterstallige vakantiebijslag en vakantieloon;
2. een financieel deskundige te benoemen om die loonaanspraak te kunnen vaststellen;
3. te bepalen dat [BV 1] moet meewerken aan dat onderzoek en de deskundige moet toelaten tot de administratie;
4 te bepalen dat [BV 1] de door de deskundige vast te stellen bedragen aan loon, vakantiebijslag en vakantieloon moet voldoen, te vermeerderen met wettelijke rente en wettelijke vertragingsrente;
5. voor recht te verklaren dat de non-concurrentiebedingen niet verbindend zijn en/of dat [BV 1] geen rechten kan ontlenen aan de boetebedingen;
6. te bepalen dat [BV 1] een correcte eindafrekening zal verstrekken en het saldo zal uitbetalen;
7. te bepalen dat alle door [BV 1] na te betalen bedragen moeten worden vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging;
8. dwangsommen te stellen op naleving van alles wat wordt verzocht;
9. [BV 1] te veroordelen tot betaling van de integrale advocaat- en proceskosten, althans tot een hoger bedrag dan het liquidatietarief;
10. [BV 1] te veroordelen in de nakosten;
11. [BV 1] te veroordelen in de wettelijke rente over alles wat niet binnen 14 dagen na de datum van de uitspraak is voldaan;
en meer specifiek ten aanzien van [verweerder 1]
12. te bepalen dat [verweerder 1] recht heeft op de transitievergoeding, nader vast te stellen nadat duidelijkheid is verkregen over het loon;
13. te bepalen dat [BV 1] gehouden is tot vergoeding van achterstallig loon, vakantieloon, vakantiebijslag en een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen;
14. te bepalen dat [verweerder 1] recht heeft op een billijke vergoeding van € 42.071,- bruto;
en meer specifiek ten aanzien van [verweerder 2]
15. voor recht te verklaren dat de aanzegging door [BV 1] tegen een verkeerde datum is geschied, de opzegging te vernietigen en te verklaren dat [BV 1] schadeplichtig is geworden en te bepalen dat [verweerder 2] daarom recht heeft op loon dan wel een billijke vergoeding overeenkomend met drie maandsalarissen;
16. te bepalen dat [BV 1] gehouden is tot vergoeding van achterstallig loon, vakantieloon, vakantiebijslag en een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen;
17. te bepalen dat [verweerder 2] recht heeft op een billijke vergoeding van € 33.368,- bruto.
3.3.2.[werkgeefster] (zoals hierna zal blijken ook [BV 2] ) heeft verweer gevoerd en de kantonrechter gevraagd de verzoeken af te wijzen.
3.3.3.Bij tussenbeschikking van 30 september 2019 heeft de kantonrechter het voornemen geuit een deskundige te benoemen en hebben partijen de gelegenheid gekregen zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen.
3.3.4.Bij tussenbeschikking van 17 november 2020 heeft de kantonrechter een deskundigenbericht bevolen en een deskundige benoemd.
3.3.5.Bij eindbeschikking van 17 juli 2023 heeft de kantonrechter:
[BV 1] of [BV 2] (partijen twisten daarover, zie hierna 3.4) veroordeeld
ten aanzien van [verweerder 1]
- tot betaling van € 13.360,57 netto, vermeerderd met de wettelijke rente over € 12.582,44 vanaf 31 mei 2018 tot de dag van volledige betaling;
- tot betaling van € 6.291,22 netto aan wettelijke verhoging;
ten aanzien van [verweerder 2]- tot betaling van € 6.287,89 netto, vermeerderd met wettelijke rente hierover vanaf 31 mei 2018 tot de dag van volledige betaling;
- tot betaling van € 3.143,95 aan wettelijke verhoging;
ten aanzien van beiden
- tot het opmaken van een correcte eindafrekening;
- in de proceskosten en die kosten begroot op € 17.238,-
- de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
3.3.6.[werkgeefster] heeft het hof verzocht (samengevat weergegeven) alle beschikkingen van de kantonrechter te vernietigen en de vorderingen alsnog af te wijzen, met veroordeling van [verweerder 1] en [verweerder 2] in de proceskosten van beide instanties.
3.3.7.[verweerder 1] en [verweerder 2] zijn in incidenteel hoger beroep gekomen. Zij hebben verzocht (samengevat weergegeven) dat het hof de in de eindbeschikking genoemde naam van [BV 1] wijzigt in [BV 2] en dat [BV 2] wordt veroordeeld in plaats van [BV 1] en dat het hof de eindbeschikking voor het overige zal bekrachtigen.
3.3.8.Het hof constateert dat meerdere verzoeken van [verweerder 1] en [verweerder 2] door de kantonrechter zijn afgewezen. Weliswaar hebben [verweerder 1] en [verweerder 2] incidenteel hoger beroep ingesteld, maar van die afwijzingen zijn zij niet in hoger beroep gekomen. Dat betekent dat het hof niet over alle hiervoor genoemde verzoeken hoeft te oordelen. Het hof zal dus geen oordeel meer geven over de in eerste aanleg verzochte transitievergoeding en billijke vergoeding alsmede wat is verzocht met betrekking tot de aanzegging en de non-concurrentiebedingen en boetebedingen.
De partij in deze procedure: [BV 1] of [BV 2] (grieven 1 tot en met 3 van [werkgeefster] , incidenteel hoger beroep van [verweerder 1] en [verweerder 2] )
3.4.1.De grieven 1 tot en met 3 van [werkgeefster] en het incidenteel hoger beroep van [verweerder 1] en [verweerder 2] hebben betrekking op de vraag wie partij is in deze procedure: [BV 1] of [BV 2] . Daarbij heeft [werkgeefster] aangevoerd dat sprake is geweest van schending van hoor en wederhoor en dat zij is geschaad in haar verdediging.
3.4.2.[verweerder 1] en [verweerder 2] hebben in hun verzoekschrift [BV 1] genoemd als verweerster en [BV 1] is door de kantonrechter opgeroepen om als verweerster te verschijnen. [BV 1] heeft een verweerschrift ingediend en heeft aangevoerd dat [verweerder 1] en [verweerder 2] niet bij haar in dienst zijn, maar bij [BV 2] . [BV 1] heeft aangevoerd dat [verweerder 1] en [verweerder 2] om die reden niet ontvankelijk moesten worden verklaard in hun verzoeken. Subsidiair heeft [BV 1] verweer gevoerd tegen de hiervoor in 3.3.1 genoemde verzoeken.
3.4.3.Vervolgens hebben [verweerder 1] en [verweerder 2] bij de kantonrechter een akte ingediend ‘tot oproeping in het geding’ van zowel [BV 2] als de heer [vertegenwoordiger werkgeefster] . Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 juli 2018 is de heer [vertegenwoordiger werkgeefster] verschenen. Uit het proces-verbaal blijkt dat de vraag wie als partij moet worden aangemerkt met de aanwezigen is besproken en dat de kantonrechter tijdens de zitting al een oordeel heeft gegeven:
[toenmalige gemachtigde werkgeefster] [hof: de toenmalige gemachtigde van [werkgeefster] ] stelt dat zij zich verzet tegen de oproeping van [werkgeefster] in privé. De arbeidsovereenkomsten zijn aangegaan door [BV 2] BV. Volgens [toenmalige gemachtigde werkgeefster] zijn eerst concept arbeidsovereenkomsten opgemaakt en zijn die later vervangen door definitieve arbeidsovereenkomsten. [toenmalige gemachtigde werkgeefster] verwijst naar de loonstroken. Alle betalingen zijn geschied door [BV 2] BV. Er wordt gewerkt in [plaats 1] en [plaats 2] . Daar waar in de overeenkomsten [plaats 2] is vermeld, is feitelijk bedoeld [plaats 1] BV.
[toenmalige gemachtigde werknemers] : [hof: de toenmalige gemachtigde van [verweerder 1] en [verweerder 2] ] (..) dat ook zonder afzonderlijke akte oproeping, partij [plaats 1] BV en [werkgeefster] in privé als verwerende partijen moeten worden aangemerkt.
(…)
De kantonrechter heeft vervolgens aan partijen meegedeeld dat hij van oordeel is dat [verweerder 1] en [verweerder 2] in het verzoekschrift een bewuste keuze hebben gemaakt wie zij willen aanspreken en wie als verwerende partij heeft te gelden en dat dient derhalve – na lezing van [plaats 2] als [plaats 1] – [BV 2] BV te zijn. Een hersteld lezen van het verzoekschrift gaat niet zover dat daarin tevens meerdere partijen als werkgever of natuurlijk persoon als werkgever gelezen kan worden.
3.4.4.In de tussenbeschikking van 30 september 2019 staat in de kop [BV 2] als partij vermeld. In rov. 2.5.1. heeft de kantonrechter hierover onder meer overwogen:
De kantonrechter heeft ter mondelinge behandeling reeds beslist dat voor [BV 1]
[BV 2] gelezen dient te worden. Uit het verzoekschrift volgt dat beoogd is de
werkgever van de beide verzoekers als verweerster aan te merken. Dit is uiteraard ook
logisch, nu de vorderingen voortvloeien uit de tussen die (rechts)personen bestaande
arbeidsverhouding. Uit de processtukken, de daarin ingenomen standpunten, de feitelijke
invulling die partijen én uit de overgelegde arbeidsovereenkomsten volgt dat de werkgever
[BV 2] moet zijn. Nu niet gesteld of gebleken is dat [BV 2] in zijn
verdediging is geschaad door de foutieve aanduiding — immers is de onjuistheid voor de
zitting al aan de orde gesteld, gaat het om dezelfde gemachtigde en dezelfde inhoudelijke
argumenten- kan er geen onduidelijkheid hebben bestaan over de vraag tegen welke partij
het verzoekschrift zich materieel richtte. De kantonrechter zal dan ook het verzoekschrift
verbeterd lezen.
3.4.5.In de tussenbeschikking van 17 november 2020 staat in de kop [BV 1] als partij vermeld. In de eindbeschikking van 17 juli 2023 staat in de kop als partij alleen [BV 1] genoemd. Deze partij is door de kantonrechter gedefinieerd als ‘ [werkgeefster] ’ en in het dictum is ‘ [werkgeefster] ’ veroordeeld.
3.4.6.Het hof verwerpt het verweer van [BV 2] dat zij geen partij is geweest in de procedure bij de kantonrechter. De heer [vertegenwoordiger werkgeefster] is verschenen bij de mondelinge behandeling. Hij is (onbetwist) de middellijk bestuurder van zowel [BV 1] als [BV 2] . Uit het proces-verbaal blijkt dat hij en [BV 2] ermee bekend waren dat [verweerder 1] en [verweerder 2] wilden dat [BV 2] (en [werkgeefster] in privé) werd(en) aangemerkt als verwerende partij. Uit het proces-verbaal blijkt dat [vertegenwoordiger werkgeefster] zich ertegen heeft verzet om hem in privé als verwerende partij aan te merken, maar daaruit blijkt niet dat hij zich er ook tegen heeft verzet dat [BV 2] als verwerende partij moest worden aangemerkt. Integendeel. Uit de uitlatingen van de toenmalige gemachtigde blijkt eerder dat [vertegenwoordiger werkgeefster] ook vond dat [BV 2] en niet [BV 1] als partij moest worden beschouwd, mede in het licht van haar mededeling dat [BV 2] heeft te gelden als werkgever van [verweerder 1] en [verweerder 2] . Daarbij komt dat in het aanvankelijk alleen door [BV 1] ingediende verweerschrift inhoudelijk wordt ingegaan op de verzoeken van [verweerder 1] en [verweerder 2] . Hoe [BV 1] daarvan op de hoogte kon zijn, terwijl zij geen rechtsrelatie met hen had, heeft zij niet toegelicht. In dit verband acht het hof verder van belang dat [vertegenwoordiger werkgeefster] meerdere (voor [verweerder 1] en [verweerder 2] belangrijke) documenten (arbeidsovereenkomsten en aanzeggingsbrieven) heeft ondertekend met “ [BV 2] / [plaats 2] B.V.”. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt dat de kantonrechter heeft beslist dat voor [BV 1] moet worden gelezen [BV 2] en dat dit is medegedeeld aan de aanwezigen, waaronder [vertegenwoordiger werkgeefster] . Dat [BV 2] geen schriftelijke oproep heeft ontvangen van de kantonrechter om te verschijnen, maakt daarom niet dat [BV 2] geen partij is geweest in de procedure in eerste aanleg. [BV 2] is verschenen (vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger werkgeefster] ), althans moet geacht worden te zijn verschenen. Dat in de beschikkingen van 17 november 2020 en 17 juli 2023 weer [BV 1] als partij staat vermeld, ziet het hof als een kennelijke verschrijving (die hersteld had kunnen worden), gelet op de tijdens de mondelinge behandeling genomen beslissing en gelet op rov. 2.5.1 in de tussenbeschikking van 30 september 2019.
3.4.7.Kortom, het hof is van oordeel dat [BV 2] partij is in deze procedure, al vanaf het moment dat [BV 1] een verweerschrift indiende gelet op het toen al inhoudelijk gevoerde verweer, althans in elk geval vanaf de op 16 juli 2018 gehouden mondelinge behandeling. Om die reden valt niet in te zien dat sprake is geweest van strijd met een goede procesorde, of schending van het beginsel van hoor / wederhoor of dat zij op andere wijze is geschaad in haar processuele belangen.
3.4.8.Daarnaast heeft te gelden dat [BV 2] in hoger beroep alsnog uitvoerig verweer heeft kunnen voeren en dat heeft zij ook daadwerkelijk gedaan. Als zij al op enige wijze in haar processuele belangen was geschaad, dan heeft zij dat in hoger beroep kunnen herstellen.
3.4.9.De grieven 1 tot en met 3 van [werkgeefster] falen en het incidenteel hoger beroep slaagt.
Het loon (grieven 4 tot en met 10 van [werkgeefster] )