Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, op de griffie binnengekomen op 19 april 2024
- het verweerschrift met producties
- de namens [appellante] voor de zitting toegestuurde producties 121 tot en met 127
- de namens Innoforte voor de zitting toegestuurde productie 58
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 8 januari 2024 is gehouden.
2.De kern van de zaak
De kantonrechter heeft [appellante] in de gelegenheid gesteld om haar verzoek in te trekken omdat hij voornemens is op de e-grond van artikel 7:669 lid 3 BW een ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2024 zonder (transitie-/billijke) vergoeding uit te spreken. [appellante] heeft haar verzoek tijdig ingetrokken. Voor dat geval heeft de kantonrechter op het (voorwaardelijk) tegenverzoek van Innoforte uitvoerbaar bij voorraad beslist tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2024, voor recht verklaard dat Innoforte de arbeidsovereenkomst financieel kan afwikkelen conform de saldi uit haar administratie en de proceskosten gecompenseerd.
3.Het oordeel van het hof
Deze beslissing wordt hierna toegelicht onder het kopje ‘Toelichting op de beslissing’ nadat eerst wordt ingegaan op de omvang van het hoger beroep en de achtergrond van de zaak.
De omvang van het hoger beroep
De achtergrond van de zaak
[appellante] heeft sinds 1 oktober 1998 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met Innoforte als Verzorgende Niveau 3 met een arbeidsomvang van 29 uur per week, waarvan vijf uur per week ten behoeve van OR-werkzaamheden. [appellante] heeft zich op 27 juni 2022 ziekgemeld als gevolg van niet-werkgerelateerde omstandigheden en is op 22 augustus 2022 gestart met re-integratie.
- een wisseling van Whatsappberichten tussen [appellante] en de roosteraar van haar team, gevolgd door telefonisch contact tussen [appellante] en haar teamleidster / casemanager [de teamleidster] op 26 oktober 2022 over het verzoek van [appellante] om in afwijking van het rooster op donderdag 27 oktober van 16.30 uur tot 19.00 uur en op vrijdag 28 oktober 2022 van 08.00 uur tot 11.00 uur te komen werken (zie de feiten 2.6. en 2.7. in de beschikking).
- een berichtenwisseling in de periode 30 oktober 2022 tot en met 4 november 2022 waarbij [appellante] aan Innoforte heeft aangegeven dat ze het niet meer overziet en eerst op 8 november 2022 een consult bij de bedrijfsarts wil voordat ze het contact met Innoforte aangaat. Daarbij schrijft [appellante] op 1 november 2022 aan haar teamleidster dat zij druk op [appellante] legt en dat dit niet bevorderend is voor haar herstel. Als de HR-adviseur van Innoforte [appellante] uitnodigt voor een gesprek op 3 november 2022 om afspraken over re-integratie te maken en daarbij bericht dat [appellante] op grond van de Wet Verbetering Poortwachter verplicht is daaraan mee te werken reageert de gemachtigde van [appellante] , [de gemachtigde] , met een bericht dat het juist Innoforte is die haar re-integratieverplichtingen schendt en [appellante] niet. De gemachtigde bericht dat [appellante] eerst het advies van de bedrijfsarts zal afwachten alvorens aan een oproep voor een gesprek gehoor te geven. Innoforte heeft ermee ingestemd het advies van de bedrijfsarts af te wachten (zie de feiten 2.8. tot en met 2.10.2. in de beschikking).
- een gesprek op 17 november 2022 tussen [appellante] en haar gemachtigde enerzijds en, namens Innoforte, aanvankelijk HR-adviseur [de HR-adviseur] , interim HR [de interim HR-adviseur] en later ook teamleidster [de teamleidster] . Tijdens dit gesprek zijn (onder andere) de volgende onderwerpen besproken: contact tussen de teamleidster en [appellante] , ureninzet en verantwoording en invulling van het plan van aanpak. Tussen de teamleidster en de gemachtigde van [appellante] zijn de gemoederen op enig moment hoog opgelopen, waarbij de teamleidster heeft uitgesproken dat [appellante] niet meer kon re-integreren op haar afdeling en waarna zij het gesprek heeft verlaten. Bij afronding van het gesprek heeft HR aangegeven dat het gespreksverslag zou worden toegezonden met een voorstel voor het vervolg van het re-integratietraject van [appellante] . Daarop heeft de gemachtigde van [appellante] bij e-mail van 21 november 2022 Innoforte een aansprakelijkstelling gestuurd voor de ‘ernstige mentale terugval’ die [appellante] als gevolg van het gesprek op 17 november heeft gehad. Op 1 december 2022 heeft Innoforte het gespreksverslag aan (de gemachtigde van) [appellante] toegestuurd en [appellante] uitgenodigd voor een gesprek op 8 december 2022 om verder in gesprek te gaan over herstel en re-integratie van [appellante] . In de uitnodiging wordt onder meer vermeld:
“In de mail correspondentie lezen we dat ons verzoek om in gesprek te gaan als dwingend is ervaren. Dat is jammer en ook zeker niet de bedoeling.”Voorts is [de casemanager] als casemanager aangesteld (zie de feiten 2.13. tot en met 2.15. en 2.20. in de beschikking).
- opschorting van de re-integratieactiviteiten tot 1 januari 2023 op voorstel van 6 december 2022 van de gemachtigde van [appellante] , waarmee Innoforte heeft ingestemd (zie de feiten 2.16. en 2.20. in de beschikking).
- een consult bij de bedrijfsarts op 13 december 2022 met de vaststelling door de bedrijfsarts dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. De bedrijfsarts adviseert om zo spoedig mogelijk een onafhankelijk mediator in te zetten om te bezien hoe werkgever en werknemer tot elkaar kunnen komen dan wel hoe zij uit elkaar gaan (zie 2.18. in de beschikking).
- de indiening van een klacht op 14 december 2022 door de gemachtigde van [appellante] bij het bestuur van Innoforte in verband met een door [appellante] ervaren sociaal onveilige werksuatie bij Innoforte. De bestuurssecretaris heeft daarop [appellante] en haar gemachtigde uitgenodigd voor een gesprek met het bestuur maar de gemachtigde van [appellante] heeft die uitnodiging afgewezen en aangegeven dat [appellante] eerst een onafhankelijk onderzoek wenst. Op 5 januari 2023 heeft het bestuur (opnieuw) voorgesteld om in gesprek te gaan over de ingediende klacht en daarbij aangegeven dat communicatie over de klacht via het bestuur verloopt en communicatie over de re-integratie via de casemanager. In een mail van 11 januari 2023 schrijft de gemachtigde van [appellante] aan het bestuur onder meer:
“(…) Betreffende de re-integratie van mijn cliënte begrijp ik dat het bestuur daarvoor niet de aangewezen instantie is. Wat ik heb proberen aan te geven is, dat de mogelijkheid voor mijn cliënte om te kunnen re-integreren sterk is verweven met de wijze waarop haar klacht wordt afgehandeld. Het stoppen van de behandeling als gevolg van de emotioneel zeer belastende gebeurtenissen belemmert immers de re-integratie. Bovendien ligt er op dit moment een verbod van de teamleidster om op de eigen afdeling te re-integreren. Dit zal, op advies van de bedrijfsarts mogelijk via mediation, eerst besproken moeten worden, voordat er überhaupt aan re-integratie kan worden gedacht. Het geniet mijn voorkeur om dat gesprek ook pas te voeren nadat het onafhankelijk onderzoek gereed is en de rapportage aan mijn cliënte beschikbaar is gesteld.(…)”Daarop heeft het bestuur gereageerd dat zij een interne adviescommissie zal aanstellen en heeft het bestuur aangegeven dat van een verbod om te re-integreren op de eigen afdeling geen sprake meer is. De gemachtigde van [appellante] heeft bezwaren geuit tegen de aanstelling van een interne adviescommissie en op 7 februari 2023 bericht dat [appellante] bij haar standpunt blijft dat Innoforte haar recht op een adequaat en onafhankelijk onderzoek niet respecteert (zie de feiten 2.19., 2.21. tot en met 2.26. in de beschikking).
- de aankondiging op 7 februari 2023 van de gemachtigde van [appellante] dat zij voor haar eigen gezondheid kiest en om die reden een exit-mediation wil beproeven (zie feit 2.26. in de beschikking).
- de (aanloop naar) mediation. Na 7 februari 2023 hebben partijen gediscussieerd over de vraag of het nodig was om een onafhankelijk mediator in te zetten voor het bespreken van een minnelijke regeling zoals (de gemachtigde van) [appellante] wilde. Innoforte zag daar de toegevoegde waarde niet van omdat beide partijen werden bijgestaan door een gemachtigde. Uiteindelijk heeft Innoforte besloten akkoord te gaan met het benaderen van een mediator. De eerste mediationsessie heeft plaatsgevonden op 14 juni 2023 en de laatste op 5 juli 2023. Het mediationtraject heeft niet tot resultaat geleid (zie de feiten 2.27. en 2.29. in de beschikking).
- de periode juli/augustus 2023. Wegens een in haar ogen onjuist advies van 21 augustus 2023 van de arts van de Arbodienst die [appellante] op dat moment gespreksvaardig acht in contact met werkgever, of zich daartoe te laten vertegenwoordigen, verwijt [appellante] Innoforte een onoprechte uitnodiging om een kop koffie te komen drinken. Daarbij wordt door de gemachtigde van [appellante] op 30 augustus 2023 aangekondigd dat [appellante] direct na het beschikbaar komen van het deskundigenoordeel over de re-integratie-inspanningen van Innoforte dat zij bij het UWV heeft aangevraagd, een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de rechtbank zal indienen: “
Nog meer druk vanuit Innoforte uitoefenen om het gesprek aan te gaan, lijkt mij daarom niet zinvol” aldus de gemachtigde. Eveneens op 30 augustus 2023 heeft een andere (bedrijfs)arts dan de arts die op 21 augustus het advies heeft gegeven (maar wel van dezelfde Arbodienst) een gewijzigd advies uitgebracht waarin onder meer is opgenomen dat in tegenstelling tot de rapportage van 21 augustus 2023 [appellante] niet in staat is om rechtstreeks contact te hebben met Innoforte. Bij re-integratiedoel wordt vermeld dat de aanvraag voor een rechtszaak wordt ingediend en bij re-integratieadvies wordt vermeld dat re-integratie bij Innoforte niet meer haalbaar wordt geacht. Innoforte heeft op 4 september 2023 aan de gemachtigde van [appellante] toegelicht dat de uitnodiging om koffie te komen drinken goedbedoeld was en was gebaseerd op het advies van de arts van de Arbodienst van 21 augustus 2023 (zie de feiten 2.31. tot en met 2.36. in de beschikking).
- de opschorting van de loondoorbetaling. Nadat [appellante] op 12 september 2023 een ontbindingsverzoek bij de rechtbank heeft ingediend heeft de gemachtigde van [appellante] aan Innoforte meegedeeld dat hij het laten doorgaan van een bij de bedrijfsarts op 22 september 2023 geplande afspraak niet opportuun acht. Daarnaast is namens [appellante] bij voorbaat het vertrouwen in de arts die het advies van 21 augustus 2023 heeft gegeven opgezegd. Verder heeft de gemachtigde van [appellante] de betreffende arts en de Arbodienst aansprakelijk gesteld voor de schadelijke gevolgen van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door die arts.
[appellante] is vervolgens opgeroepen voor een fysiek consult bij de bedrijfsarts die het gewijzigde advies van 30 augustus 2023 heeft uitgebracht. Dat consult was gepland op 12 oktober 2023 in Amsterdam. De gemachtigde van [appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen die plaats en datum wegens medische beperkingen van [appellante] . Daarop is door de bedrijfsarts aangegeven dat het consult ook in Utrecht kon plaatsvinden. Toen is tussen partijen discussie ontstaan of [appellante] al dan niet geacht kon worden naar Utrecht af te reizen. Zij is op 12 oktober 2023 niet verschenen op het consult. Vervolgens heeft Innoforte de betaling van het loon opgeschort en op 16 oktober 2023 aan de gemachtigde van [appellante] toegelicht dat de loondoorbetaling met terugwerkende kracht zal worden hervat als de bedrijfsarts oordeelt dat [appellante] op 12 oktober 2023 medisch gezien niet in staat was om te reizen. Bij brief van 19 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [appellante] Innoforte gesommeerd om de loonopschorting ongedaan te maken. In reactie daarop heeft Innoforte op 24 oktober 2023 bericht dat zij bereid is de loonopschorting onder voorwaarden niet door te zetten vanuit de veronderstelling dat [appellante] naar het spreekuur van de bedrijfsarts op 30 oktober in De Meern zal gaan waarvoor zij inmiddels was opgeroepen.
De gemachtigde van [appellante] heeft aan Innoforte vervolgens een kort geding aangekondigd en bericht dat hij deze alleen zou intrekken indien Innoforte aan zeven eisen zou voldoen, waaronder het zich onthouden van iedere actie in het kader van re-integratie en het annuleren van het op 30 oktober 2023 geplande consult. Daarop heeft de gemachtigde van Innoforte gereageerd onder mededeling dat er geen kortgedingdagvaarding is ontvangen, dat de loonopschorting ongedaan is gemaakt en dat nog geen oordeel van een medisch deskundige is ontvangen dat [appellante] niet kan reizen naar De Meern, zodat zij op het op 30 oktober 2023 geplande consult werd verwacht. Daarbij heeft Innoforte aangeboden het vervoer te regelen. De gemachtigde van [appellante] heeft bij brief van 27 oktober 2023 uitgebreid gereageerd, heeft ook de bedrijfsarts tuchtrechtelijk laakbaar handelen verweten en heeft de zeven eisen gehandhaafd. De gemachtigde heeft de brief afgesloten met de expliciete mededeling dat [appellante] niet zal verschijnen op het consult van 30 oktober 2023 bij de bedrijfsarts (zie de feiten 2.39. tot en met 2.50. in de beschikking).
Toelichting op de beslissing
Anderzijds raakten partijen na een aanloop van misverstanden in oktober en november 2022 vanaf het mede door de niet-professionele opstelling van Innoforte niet goed verlopen gesprek op 17 november 2022 verzeild in een arbeidsconflict dat gekenmerkt werd door discussie en strijd. Ook (de gemachtigde van) [appellante] heeft daaraan een bijdrage geleverd, onder meer door de aansprakelijkstelling van Innoforte en – op een later moment – van de door Innoforte ingeschakelde arbodienst en bedrijfsarts.
Een belangrijk element in de discussie is dat [appellante] eerst onderzoek van haar klacht door middel van een onafhankelijk onderzoek(-steam) wenste voordat wat haar betreft sprake kon zijn van overleg over (verdere) re-integratie. Dit is voor [appellante] een breekpunt gebleken en toen Innoforte niet bewilligde in een onafhankelijk onderzoek heeft [appellante] de afweging gemaakt dat het voor haar gezondheid beter was om te koersen op exit-mediation. Het hof neemt waar dat nadien de re-integratie in het teken van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft gestaan, waarbij [appellante] Innoforte voortdurend aansprakelijk heeft gehouden voor de (medische en financiële) gevolgen daarvan.
naar de hogere echelons binnen (…) Innoforte’. Na een bezoek van [appellante] op 13 december 2022 heeft de bedrijfsarts op diezelfde dag mediation geadviseerd. In plaats van het overleg met Innoforte daarover te zoeken heeft [appellante] de dag na dat advies een klacht ingediend bij het bestuur van Innoforte in verband met een door haar ervaren sociaal onveilige werksituatie en is zij zich nadien via haar gemachtigde onverzettelijk op het standpunt blijven stellen dat eerst een onafhankelijk onderzoek naar die klacht diende plaats te vinden voordat het klaren van het arbeidsconflict en de verdere re-integratie aan de orde konden komen. Hoewel het [appellante] vrij staat om een dergelijke klacht in te dienen heeft zij op haar beurt met de timing daarvan (en de voorafgaande stappen) de verstoring in de arbeidsverhouding in stand gehouden, terwijl de-escalatie van de situatie nu juist geboden was.
De slotsom wat betreft de grond voor ontbinding en de billijke vergoeding
Uit wat hiervoor is overwogen volgt ook dat van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Innoforte geen sprake is. Die hoge drempel is niet gehaald. Dit brengt met zich dat Innoforte geen billijke vergoeding verschuldigd is aan [appellante] .
De (grondslagen van de) overige verzoeken
in het hoofdgeding aan appellante worden toegewezen’, waarmee zij blijkbaar bedoelt dat de verzoeken onder b) horen bij haar initiële verzoek. Door de intrekking van het initiële verzoek zal het hof [appellante] ook in de verzoeken onder b) niet-ontvankelijk verklaren, met uitzondering van het verzoek onder b) 3. en b) 6. die ook zonder de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zelfstandige betekenis hebben. De kantonrechter heeft terecht geoordeeld dat de intrekkingsbevoegdheid zich niet tot deze twee verzoeken uitstrekt (zie 4.20 van de beschikking).