ECLI:NL:HR:2023:1056
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ambtshalve vermindering WOZ-waarde en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de ambtshalve vermindering van de WOZ-waarde en de vergoeding van proceskosten. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Oosters, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 22 februari 2022 had geoordeeld over de WOZ-beschikking en de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019. De heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen had de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 372.000, maar na een telefonische toezegging was deze waarde ambtshalve verlaagd naar € 339.000. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking en de aanslag, maar de heffingsambtenaar had het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat het bezwaar was ingediend na de ambtshalve vermindering.
De Hoge Raad oordeelde dat de heffingsambtenaar bevoegd is om een WOZ-beschikking ambtshalve te verminderen, ook als deze nog niet onherroepelijk is. Het Hof had terecht geoordeeld dat de heffingsambtenaar de WOZ-beschikking niet hoefde te herroepen naar aanleiding van het bezwaarschrift, omdat de waarde al was verlaagd. De Hoge Raad bevestigde dat de procedurele redenen voor het beroep geen inhoudelijk voordeel voor belanghebbende opleverden, en dat de toegepaste wegingsfactor van 0,25 voor de proceskostenvergoeding juist was. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.