ECLI:NL:HR:2022:639
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2022 uitspraak gedaan over een cassatieberoep van belanghebbende, die een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting had ontvangen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur handhaafde de navorderingsaanslag. Vervolgens heeft de belanghebbende beroep ingesteld, waarbij de Inspecteur zich beroept op gewichtige redenen om bepaalde stukken geheim te houden, zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De geheimhoudingskamer van de Rechtbank heeft de beperking van kennisneming gerechtvaardigd geacht, en het Hof heeft deze beslissing bevestigd.
Het beroep in cassatie was gericht tegen de beslissing van het Hof, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze beslissing niet vatbaar was voor cassatie. Volgens artikel 28, lid 5 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan een beroep in cassatie tegen een dergelijke beslissing pas worden ingesteld gelijktijdig met het beroep tegen de einduitspraak van het gerechtshof. De belanghebbende voerde aan dat het beroep in cassatie toch ontvankelijk was op basis van een eerder arrest van de Hoge Raad, maar dit betoog werd door de Hoge Raad verworpen.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, zonder veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 22 april 2022.