Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
kantoorhoudende te Zoetermeer,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beantwoording van de prejudiciële vraag
De prejudiciële vraag
4.Beslissing
25 februari 2022.
Hoge Raad
Op 25 februari 2022 heeft de Hoge Raad een prejudiciële beslissing genomen over de toepassing van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) op vorderingen van bedrijfstakpensioenfondsen voor achterstallige pensioenpremies. De zaak is ontstaan uit een prejudiciële vraag van de rechtbank Amsterdam, die zich afvroeg of de WHOA van toepassing is op vorderingen van bedrijfstakpensioenfondsen, gezien de uitzonderingen in de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad concludeert dat vorderingen voor achterstallige premies van een bedrijfstakpensioenfonds niet onder de WHOA vallen, omdat deze vorderingen corresponderen met rechten van werknemers die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten. Dit betekent dat de rechten van werknemers op premiebetaling niet kunnen worden gewijzigd door een onderhands akkoord, wat essentieel is voor de bescherming van pensioenaanspraken. De Hoge Raad benadrukt dat de WHOA geen invloed heeft op de rechten van werknemers en dat de afkoelingsperiode niet kan worden toegepast op vorderingen van bedrijfstakpensioenfondsen. De beslissing is van belang voor de rechtspositie van werknemers en de werking van pensioenfondsen in het geval van een faillissement of herstructurering van een onderneming.