In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoekers, een echtpaar, hebben een verzoek ingediend om een dwangakkoord te verkrijgen met hun schuldeisers, waaronder Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT), CoMetec en Xerox Financial Services B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in een financiële noodsituatie verkeren, waarbij verzoeker fulltime werkt en verzoekster arbeidsongeschikt is. De schuldenlast bedraagt in totaal € 184.470,52, en de verzoekers hebben een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 2,38% aan de preferente schuldeisers en 1,19% aan de concurrente schuldeisers.
Tijdens de zitting hebben de verzoekers hun situatie toegelicht, waarbij werd benadrukt dat zij sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden hebben gemaakt en dat hun vaste lasten door een budgetbeheerder worden voldaan. De rechtbank heeft ook de bezwaren van PMT, CoMetec en Xerox tegen de aangeboden regeling gehoord, maar oordeelde dat de belangen van de verzoekers en de meerderheid van de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan de belangen van de schuldeisers die zich verzetten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekers in staat zijn en dat de regeling een gunstiger resultaat biedt voor de schuldeisers dan de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft het verzoek om PMT, CoMetec en Xerox te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degenen die daartoe recht hebben volgens de Faillissementswet.