Uitspraak
1.Geding in cassatie
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2.Beoordeling van de klachten
Omdat artikel 28 Wet WOZ er niet in voorziet dat tegen de niet-afgifte van de gevraagde beschikking bezwaar (en beroep) kan worden ingesteld is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, aldus het Hof.
De gedingstukken laten geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende bij de gevraagde beschikking een belang heeft als bedoeld in artikel 28, lid 1, Wet WOZ. Daartoe is het volgende redengevend. Van het bedoelde belang is sprake als het waardegegeven op grond van een wettelijk voorschrift wordt gebruikt, en de belanghebbende door dit gebruik in zijn individuele belang kan worden geraakt. Gelet op hetgeen hiervoor in 2.1.1 tot en met 2.1.3 is vermeld doet zich hier een geval voor waarin de gemeente Amsterdam in haar privaatrechtelijke hoedanigheid van erfverpachter gebruik maakt van een waardegegeven dat de heffingsambtenaar van diezelfde gemeente eerder op grond van de Wet WOZ heeft vastgesteld en toen niet aan de tot de woning medegerechtigde belanghebbende heeft bekendgemaakt. Door zelf het waardegegeven voor een eigen belang te gebruiken ten opzichte van een belanghebbende die tegen dat waardegegeven geen bezwaar en beroep heeft kunnen instellen, behoort de gemeente niet te kunnen beletten dat die belanghebbende tegenover de heffingsambtenaar van de gemeente een beroep op artikel 28, lid 1, Wet WOZ zou kunnen doen. Daarom moet het onderhavige geval voor de toepassing van artikel 28, lid 1, Wet WOZ op één lijn worden gesteld met het geval waarin het waardegegeven op grond van een wettelijk voorschrift wordt gebruikt. Aangezien belanghebbende medegerechtigd is tot het erfpachtrecht dat met gebruik van het waardegegeven eeuwigdurend kan worden of afgekocht kan worden, kan niet anders worden geoordeeld dan dat eveneens is voldaan aan de eis van artikel 28, lid 1, Wet WOZ dat belanghebbende door dit gebruik in haar individuele belang kan worden geraakt.
De slotsom is dat de heffingsambtenaar ten onrechte heeftgeweigerd de door belanghebbende gevraagde beschikking te geven. De uitspraken van het Hof, de Rechtbank en de heffingsambtenaar moeten worden vernietigd. De heffingsambtenaar moet worden opgedragen aan belanghebbende de gevraagde beschikking te geven.