ECLI:NL:GHAMS:2024:2011

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
23/414 en 23/463
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde en erfpacht met betrekking tot onroerend goed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de vaststelling van de WOZ-waarde van een appartement gelegen aan de [A-straat] te [plaats]. De belanghebbende, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Bakker, had de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] verzocht om een WOZ-waarde vast te stellen voor het jaar 2015. De heffingsambtenaar heeft dit verzoek echter afgewezen, wat leidde tot een bezwaar en uiteindelijk tot deze hoger beroepsprocedure.

Het Hof heeft vastgesteld dat het appartement op 1 januari 2015 geen gebouwd of ongebouwd eigendom was, en dat er derhalve geen wettelijke grondslag was voor het vaststellen van een WOZ-waarde. De rechtbank had eerder een uitspraak gedaan die door het Hof is vernietigd. Het Hof concludeert dat er geen ongelijke behandeling is ten opzichte van andere gevallen waarin wel een onroerende zaak aanwezig was, en dat er geen rechtstekort bestaat, aangezien de belanghebbende toegang heeft tot een rechtsgang bij de burgerlijke rechter.

De uitspraak van het Hof is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de mondelinge uitspraak, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het Hof heeft geen aanleiding gezien om een proceskostenvergoeding toe te kennen, en de beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 23/463 en 23/414
17 juni 2024
de vierde meervoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z ] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. A. Bakker)
alsmede het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] , de heffingsambtenaar,

in de zaak met kenmerk AMS 21/6043 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden 17 juni 2024. Namens belanghebbende is verschenen haar gemachtigde. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. [A] en [B] .

Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank, en
  • verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.

Gronden

1. Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar verzocht voor het jaar 2015 bij beschikking een WOZ-waarde vast te stellen voor het object [A-straat] te [plaats] , zijnde een appartement dat behoort tot een vanaf medio 2017 feitelijk gebouwd appartementencomplex. De heffingsambtenaar heeft het verzoek van belanghebbende afgewezen en de afwijzing van het verzoek gehandhaafd in het daaropvolgende bezwaar van belanghebbende.
2. Het Hof overweegt dat [A-straat] op 1 januari 2015 geen gebouwd of ongebouwd eigendom was waarvoor op grond van de Wet waardering onroerende zaken bij beschikking een WOZ-waarde kan worden vastgesteld. Evenmin was het op 1 januari 2015 een gebouwd eigendom in aanbouw in de zin van artikel 17, lid 4, Wet waardering onroerende zaken. Artikel 18, lid 3, sub c, van die wet komt daarom ook niet in beeld. Er bestaat dus geen wettelijke grondslag op basis waarvan de heffingsambtenaar een beschikking als bedoeld in Hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken kan nemen.
3. Het geval onderscheidt zich verder van de gevallen waarin er wel een onroerende zaak in de zin van de Wet waardering onroerende zaken is, zoals in de arresten waar belanghebbende zich op beroept (HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:596 en 597). In die zaken was er immers wel degelijk sprake van een onroerende zaak waarvoor een WOZ-waarde kon worden vastgesteld. Daarom doet zich ook geen ongelijke behandeling voor van gevallen die feitelijk en rechtens gelijk of althans vergelijkbaar zijn.
4. Ten slotte bestaat geen rechtstekort; een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de burgerlijke rechter staat voor belanghebbende open.
5. Het hoger beroep van belanghebbende is daarom ongegrond en het hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond.
6. Voor het toekennen van een proceskostenvergoeding in verband met de behandeling van het hoger beroep bestaat geen aanleiding.
De mondelinge uitspraak is gedaan op 17 juni 2024 door mrs. W.J. Blokland, voorzitter, F.J.P.M. Haas en M. Ferrier, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van H.A.S. Roozeboom als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier. De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: