Het hof heeft, voor zover in cassatie van belang, de beschikking van de kantonrechter vernietigd wat betreft het oordeel over de transitievergoeding. Het heeft bepaald dat [de werkgever] geen transitievergoeding verschuldigd is en [de werknemer] veroordeeld tot terugbetaling van de betaalde transitievergoeding. Voor het overige heeft het hof de beschikking bekrachtigd. Hiertoe heeft het hof als volgt overwogen.
Er is sprake van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van [de werkgever] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. (rov. 3.5)
De verstandhouding tussen partijen is snel verslechterd en twee pogingen tot mediation zijn zonder succes gebleven. Partijen zijn in het kader van de re-integratie nauwelijks in staat om in gezamenlijk overleg afspraken te maken. (rov. 3.5.1) Dat een slechte persoonlijke verstandhouding tussen de bestuurder en [de werknemer] bestaat, althans wantrouwen van [de werknemer] jegens de bestuurder, blijkt ook uit de (toonzetting van de) correspondentie. (rov. 3.5.2)
In hoger beroep is komen vast te staan dat [de werknemer] zich in de periode tussen 11 januari 2017 en 29 juni 2018 regelmatig toegang heeft verschaft tot het mailaccount van de bestuurder, terwijl [de werknemer] sinds februari 2015 feitelijk niet meer werkte bij [de werkgever] en hij in september 2015 zijn laptop bij [de werkgever] had ingeleverd. Op die wijze heeft [de werknemer] alle verzonden en ontvangen mailberichten van de bestuurder in de desbetreffende periode kunnen inzien, zonder dat de bestuurder daarvan op de hoogte was. Het hof acht dit een ernstige inbreuk op de privacy van de bestuurder. Daarnaast is gebleken dat [de werknemer] zich toegang heeft verschaft tot de digitale bestanden van de telefooncentrale van [de werkgever]. In juni 2018 bleek hij te beschikken over een audio-opname van een gesprek tussen de bestuurder en diens raadsman. [de werknemer] heeft aangevoerd dat hij toestemming had om op het mailaccount van de bestuurder in te loggen. Hij heeft gesteld dat hij ook in het verleden tijdens vakanties van de bestuurder diens mails diende bij te houden en dat de bestuurder nog steeds hetzelfde wachtwoord gebruikte. [de werknemer] heeft betoogd dat dit de enige manier was om te bewijzen dat hij onrechtvaardig werd behandeld door [de werkgever]. Het had volgens het hof voor [de werknemer] overduidelijk moeten zijn dat hij in elk geval na september 2015 (toen hij zijn laptop heeft ingeleverd) geen toestemming meer had van de bestuurder om op diens mailaccount in te loggen. Hetzelfde geldt voor het beluisteren van digitaal opgenomen gesprekken van medewerkers van [de werkgever]. [de werknemer] heeft ter zitting in hoger beroep ook erkend dat hij wist dat hij zonder toestemming handelde. Eventuele bewijsnood aan de zijde van [de werknemer] rechtvaardigt dergelijke ernstige inbreuken niet. (rov. 3.5.3)
Het verzoek van [de werknemer] om [de werkgever] te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen, wordt dan ook afgewezen. Datzelfde geldt voor het verzoek om een billijke vergoeding toe te kennen. (rov. 3.8)
Het hof acht de in rov. 3.5.3 beschreven gedragingen van [de werknemer], die mede hebben geleid tot het oordeel dat de arbeidsverhouding duurzaam is verstoord, ernstig verwijtbaar als bedoeld in art. 7:673 lid 7, aanhef en onder c, BW. (rov. 3.12)