3.4Bij de beoordeling van deze klachten wordt het volgende vooropgesteld.
Herstel van de arbeidsovereenkomst na ontbinding door de kantonrechter
3.5.1Indien de rechter in hoger beroep oordeelt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden, kan hij de werkgever veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen of kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen (art. 7:683 lid 3 BW). In geval van een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst bepaalt de rechter het tijdstip daarvan (art. 7:683 lid 4 BW in verbinding met art. 7:682 lid 6 BW). Dit kan zijn de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter of een ander tijdstip in het verleden, maar ook een tijdstip in de toekomst. Bij het nemen van een beslissing hierover heeft de rechter – binnen de grenzen van hetgeen de werknemer heeft verzocht – vrijheid. Zie Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 119, en Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 114.
Voorzieningen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking
3.5.2In geval van een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst, treft de rechter voorzieningen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst (art. 7:683 lid 4 BW in verbinding met art. 7:682 lid 6 BW). In de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid (hierna ook: Wwz) zijn als voorbeelden van dergelijke voorzieningen genoemd: vergoeding van inkomensschade en vergoeding van pensioenschade (Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 110-111 en 114). Ook bij de beslissing of, en zo ja welke, voorzieningen nodig zijn, heeft de rechter vrijheid (zie de hiervoor genoemde passages uit de parlementaire geschiedenis en HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3241 (Meriant), rov. 3.3.2-3.3.3). 3.5.3Uit de parlementaire geschiedenis van de Wwz blijkt dat de wetgever bij de noodzaak tot het treffen van voorzieningen in de zin van art. 7:682 lid 6 BW met name heeft gedacht aan de situatie dat de arbeidsovereenkomst wordt hersteld op een later tijdstip dan de datum waarop de arbeidsovereenkomst is ontbonden (zie onder meer Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 118-119, Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 110-111 en 114, en Kamerstukken I 2013/14, 33818, E, p. 17). De werknemer kan echter ook nadelige gevolgen ondervinden van een onderbreking van de arbeidsovereenkomst wanneer deze wordt hersteld met ingang van de ontbindingsdatum. Daarom moet worden aangenomen dat ook in die situatie het treffen van voorzieningen als bedoeld in art. 7:682 lid 6 BW mogelijk is.
Terugbetaling van de transitievergoeding?
3.5.4De wet bepaalt niet dat de werknemer een door hem ontvangen transitievergoeding moet terugbetalen indien de arbeidsovereenkomst wordt hersteld. Wel is deze kwestie bij de parlementaire behandeling van de Wwz aan de orde gekomen. Zie vooral de volgende passage uit de parlementaire geschiedenis:
“Het zesde lid [van art. 7:682 BW] voorziet erin dat de rechter, als hij het verzoek van de werknemer inwilligt en de werkgever opdraagt de arbeidsovereenkomst te herstellen, bepaalt op welk tijdstip de overeenkomst wordt hersteld. Daarbij wordt in herinnering geroepen dat de arbeidsovereenkomst – anders dan bij een vernietiging van de opzegging – niet door de gerechtelijke beschikking zelf wordt hersteld. De rechter draagt de werkgever in de beschikking op om de werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden onder dezelfde voorwaarden als de vorige. (…). Ook bepaalt de rechter in zijn beschikking of een aan de werknemer toegekende transitievergoeding moet worden terugbetaald.” (Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 119).
Indien de kantonrechter de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever vernietigt, is de arbeidsovereenkomst rechtens nooit geëindigd, zodat aan een betaling van de transitievergoeding de rechtsgrond komt te ontvallen. In die situatie moet een uitgekeerde transitievergoeding dus door de werknemer uit hoofde van onverschuldigde betaling worden terugbetaald.
Bij herstel van de arbeidsovereenkomst ligt dit anders. Wanneer de rechter in hoger beroep van oordeel is dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden, kan de rechter de werkgever veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen (zie hiervoor in 3.5.1). De ontbinding zelf kan in hoger beroep niet ongedaan worden gemaakt. Dat betekent dat, anders dan bij vernietiging van de opzegging, de rechtsgrond niet aan betaling van de transitievergoeding komt te ontvallen. Van een verplichting van de werknemer tot terugbetaling van de transitievergoeding is daarom pas sprake als hij hiertoe door de rechter wordt veroordeeld.
3.5.5Een veroordeling van de werknemer tot terugbetaling van de transitievergoeding moet worden aangemerkt als een voorziening omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in art. 7:682 lid 6 BW. De vraag of, en zo ja, in hoeverre deze voorziening moet worden getroffen, dient te worden beantwoord in samenhang met eventuele andere te treffen voorzieningen, bijvoorbeeld die met betrekking tot compensatie voor inkomensschade of pensioenschade (zie hiervoor in 3.5.2).
3.5.6Het geheel van voorzieningen als bedoeld in art. 7:682 lid 6 BW heeft tot doel dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het nadeel veroorzaakt door de onderbreking van de arbeidsovereenkomst. Ook de vraag of, en zo ja, in hoeverre de transitievergoeding moet worden terugbetaald, moet tegen deze achtergrond worden beantwoord.
Een onderbreking van meer dan zes maanden
3.5.7Indien tussen de beëindigingsdatum en het tijdstip met ingang waarvan de arbeidsovereenkomst moet worden hersteld, een periode van meer dan zes maanden ligt (zoals in dit geval), heeft dat tot gevolg dat de ontbonden arbeidsovereenkomst volgens de wet niet meer meetelt bij de berekening van de transitievergoeding in geval van (toekomstige) beëindiging van de herstelde arbeidsovereenkomst (zie art. 7:673 lid 4, aanhef en onder b, BW). Bij zijn oordeelsvorming ten aanzien van het tijdstip met ingang waarvan de arbeidsovereenkomst moet worden hersteld, dient de rechter rekening te houden met dit mogelijke nadeel voor de werknemer.
3.5.8Indien de rechter aanleiding ziet het tijdstip van het herstel te bepalen op meer dan zes maanden na de ontbindingsdatum, kan hij het hiervoor in 3.5.7 bedoelde nadeel wegnemen door te bepalen dat de ontbonden arbeidsovereenkomst meetelt bij de berekening van de transitievergoeding na beëindiging van de herstelde arbeidsovereenkomst (zie ook de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.65-3.69). Ook hier gaat het om een voorziening omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in art. 7:682 lid 6 BW. Deze voorziening kan slechts worden getroffen in combinatie met een veroordeling van de werknemer tot terugbetaling van de door de werkgever betaalde transitievergoeding.
Meetellen van de tussenperiode
3.5.9Indien de rechter de arbeidsovereenkomst herstelt op een later tijdstip dan de ontbindingsdatum, kan hij bij wege van voorziening bepalen dat (in het hiervoor in 3.5.8 bedoelde geval: ook) de periode tussen de ontbindingsdatum en het herstel van die arbeidsovereenkomst meetelt bij de berekening van de transitievergoeding in geval van beëindiging van de herstelde arbeidsovereenkomst. Ook deze voorziening kan slechts worden getroffen in combinatie met een veroordeling van de werknemer tot terugbetaling van de door de werkgever betaalde transitievergoeding.
3.5.10Zoals hiervoor in 3.5.2 is overwogen, heeft de rechter vrijheid bij zijn beslissing of voorzieningen worden getroffen, en zo ja welke voorzieningen. Hij kan ook voorzieningen treffen die niet door een partij zijn verzocht. In dat geval dient hij partijen wel voldoende in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van die voorzieningen (zie ook de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.54).
Herstel door de rechter of door de werkgever?
3.5.11De formulering van HR 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2998 (Mediant), rov. 3.12.2 en 3.13.1, en HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:571 (Vlisco), rov. 3.6.3 heeft onzekerheid doen ontstaan over het antwoord op de vraag of de rechter de werkgever veroordeelt de arbeidsovereenkomst te herstellen dan wel de rechter zelf de arbeidsovereenkomst herstelt (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.27-3.30). Hierover wordt het volgende overwogen. 3.5.12Uit de tekst van de wettelijke bepalingen over herstel van een arbeidsovereenkomst (zie art. 7:682 BW en art. 7:683 BW) volgt dat de rechter de werkgever veroordeelt om de arbeidsovereenkomst te herstellen. Blijkens de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.22-3.25 weergegeven passages uit de parlementaire geschiedenis van de Wwz, is dit overeenkomstig de bedoeling van de wetgever. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wwz blijkt echter niet waarom de mogelijkheid van herstel door de rechter uitgesloten zou moeten worden. Herstel door de rechter heeft in elk geval als voordeel dat direct in de procedure, en onder rechterlijk toezicht, komt vast te staan in welke vorm en met ingang van welk tijdstip de arbeidsovereenkomst is of wordt hersteld. Daarmee kan tevens worden gewaarborgd dat het herstel aansluit bij de door de rechter getroffen voorzieningen. Mede gelet op het algemeen geldende art. 3:300 BW moet dan ook worden geoordeeld dat het stelsel van de Wwz zich niet ertegen verzet dat de rechter zelf de arbeidsovereenkomst herstelt indien hierom is verzocht. Ook de aard van de te verrichten rechtshandeling verzet zich hiertegen niet. Indien in het dictum van een uitspraak de arbeidsovereenkomst wordt hersteld, wordt daardoor met ingang van de hersteldatum een arbeidsovereenkomst van kracht waarvan – tenzij de rechter anders bepaalt – de inhoud gelijk is aan die van de opgezegde of ontbonden arbeidsovereenkomst.
3.6.1Gelet op het voorgaande heeft het hof ten onrechte overwogen dat de grond aan de toegekende transitievergoeding is komen te ontvallen door het herstel van de arbeidsovereenkomst, en is het dus op onjuiste gronden ervan uitgegaan dat de werknemer de transitievergoeding aan Amsta zal (moeten) terugbetalen. Het enkele feit dat de rechter de werkgever veroordeelt de arbeidsovereenkomst te herstellen, doet immers voor de werknemer geen terugbetalingsverplichting ontstaan (zie hiervoor in 3.5.4). Voor dat laatste is een afzonderlijke beslissing nodig. De primaire klacht van onderdeel 1 slaagt dus.
3.6.2Ook de klacht van onderdeel 2 slaagt: het hof heeft ten onrechte de beschikking van de kantonrechter geheel vernietigd. Zoals hiervoor in 3.5.4 is overwogen, kan de rechter in hoger beroep niet de ontbinding van de arbeidsovereenkomst ongedaan maken.