ECLI:NL:HR:2020:1810
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over omkering van de bewijslast bij navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2004 en 2005. Belanghebbende had eerder een verklaring ingediend over zijn buitenlandse vermogen, maar de Inspecteur legde navorderingsaanslagen op, waarbij hij de omkering en verzwaring van de bewijslast toepaste. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch had de navorderingsaanslag voor 2004 vernietigd, maar de aanslag voor 2005 gehandhaafd, omdat belanghebbende niet voldeed aan zijn informatieverplichting. In cassatie betoogde belanghebbende dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat het nagevorderde bedrag in het buitenland was opgekomen. De Hoge Raad oordeelde dat de Inspecteur inderdaad de bewijslast had om aan te tonen dat er een buitenlands bestanddeel aanwezig was. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarbij hij bevestigde dat de omkering van de bewijslast van toepassing was, maar dat dit niet leidde tot een andere uitkomst in deze zaak. De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.