ECLI:NL:HR:2020:1672
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Overschrijding redelijke termijn en premieplicht bij rijnvarende; nieuwe berekening door de Inspecteur
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van een belastingzaak en de vraag of de belanghebbende, een rijnvarende, recht heeft op vrijstelling van premieheffing volksverzekeringen voor de jaren 2011 tot en met 2013. De belanghebbende had eerder een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, die door de Inspecteur ambtshalve was verminderd. Het Gerechtshof Amsterdam had geoordeeld dat de Rechtbank de aanslag IB/PVV 2013 had moeten vaststellen conform de ambtshalve vermindering, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd met betrekking tot de overschrijding van de wettelijke beslistermijn. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de noodzaak van zorgvuldige behandeling van belastingzaken en de rechten van belastingplichtigen in het kader van redelijke termijnen.