Uitspraak
zetelende te Den Haag,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
De man was immers ten tijde van de erkenningen gehuwd met een ander dan de moeder van de minderjarigen en onder het vóór 1 april 2014 geldende recht kon er slechts onder uitzonderlijke omstandigheden sprake zijn van erkenning van de minderjarigen (artikel 1:204 lid 1 sub e BW (oud)). Per 1 april 2014 is echter genoemd artikel komen te vervallen, waardoor de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10:101 lid 2 sub a BW zich niet meer kan voordoen als de man ten tijde van de erkenning van de minderjarigen met een andere vrouw gehuwd is dan de moeder van de minderjarigen. Nu de openbare orde toets naar het oordeel van het hof “ex nunc” dient te worden toegepast, meent het hof dat de erkenningen door de man moeten worden beoordeeld op grond van het huidige recht. (…). Het hof is derhalve van oordeel dat de erkenning in de Nederlandse rechtssfeer van de door de man naar Congolees recht gedane erkenningen op dit moment geen strijd meer oplevert met de openbare orde.
4.Beoordeling van het middel in het principale beroep
Dit stelsel van de RWN dient het belang dat vanaf de erkenning van de minderjarige voor alle betrokken personen en voor de Staat zekerheid bestaat omtrent het mogelijke Nederlanderschap van die minderjarige op grond van zijn erkenning door een Nederlander. (Zie de hiervoor in 4.1.4 genoemde prejudiciële beslissing van 19 januari 2018, rov. 3.13.2-3.13.4, onder verwijzing naar eerdere rechtspraak.)
5.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
6.Beslissing
21 december 2018.