ECLI:NL:GHAMS:2019:2425
Gerechtshof Amsterdam
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en verhoging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2019 uitspraak gedaan op een herzieningsverzoek van verzoeker, die eerder was geconfronteerd met een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1989. De navorderingsaanslag was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 545.968, met een verhoging van 100% op de meer verschuldigde belasting, waarvan 75% was kwijtgescholden. Verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het Hof bevestigde de uitspraak op bezwaar in 1998. Na een verwerping van zijn cassatie door de Hoge Raad in 1999, diende verzoeker in 2018 een herzieningsverzoek in, onder verwijzing naar nieuwe feiten en omstandigheden die volgens hem niet eerder bekend waren.
Het Hof heeft het verzoek om herziening afgewezen. Het oordeelde dat de door verzoeker aangedragen feiten en omstandigheden geen nieuwe feiten waren die niet eerder bekend konden zijn. De documenten die verzoeker aanvoerde, zoals een verslag van een bespreking met een belastingambtenaar, konden niet aantonen dat de eerdere uitspraak van het Hof niet meer kon standhouden. Het Hof concludeerde dat verzoeker al in 1998 op de hoogte was van de financiële problemen van de betrokken vennootschap en dat deze informatie niet nieuw was. Bovendien was het verzoek om herziening te laat ingediend, bijna twintig jaar na de oorspronkelijke uitspraak.
De slotsom was dat het verzoek om herziening werd afgewezen, evenals het verzoek om schadevergoeding. Het Hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en verzoeker kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.