Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
27 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoeker] tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had eerder het vonnis van de rechtbank Overijssel vernietigd, waarbij [verzoeker] niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsanering. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere uitspraken, waaronder het vonnis van de rechtbank van 8 juni 2015 en het arrest van het hof van 16 juli 2015. De advocaat-generaal L. Timmerman had in zijn conclusie tot vernietiging van het hof-arrest geadviseerd.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waarbij de Hoge Raad concludeert dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwijst hierbij naar eerdere uitspraken van 17 januari 2014.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van [verzoeker]. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot, en is een belangrijke uitspraak in het kader van de schuldsanering en de devolutieve werking van appel.