ECLI:NL:GHAMS:2016:1730

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
200.169.600/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Federatie Nederlandse Vakbeweging tegen Timber and Building Supplies Holland N.V. en anderen

In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 19 januari 2016, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), rechtsopvolger van De Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid, heeft hoger beroep ingesteld tegen Timber and Building Supplies Holland N.V. en andere vennootschappen. De kern van het geschil betreft de ontvankelijkheid van FNV in haar vordering, waarbij het hof eerder had geoordeeld dat de kantonrechter FNV ten onrechte niet ontvankelijk had verklaard.

Timber heeft verzocht om terugverwijzing naar de kantonrechter, omdat deze niet inhoudelijk had geoordeeld over de vorderingen van FNV. FNV daarentegen heeft verzocht om de zaak aan het hof te houden, om verdere vertraging en rechtsonzekerheid te voorkomen. Het hof heeft overwogen dat de hoofdregel in hoger beroep is dat de gehele zaak naar de appelrechter wordt overgebracht, tenzij er voldoende gronden zijn om hiervan af te wijken. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter al enige inhoudelijke beoordeling had gegeven, waardoor terugverwijzing niet noodzakelijk was.

Het hof heeft vervolgens besloten om een comparitie van partijen te gelasten, waarbij partijen vertegenwoordigd dienen te zijn door iemand die bevoegd is om een schikking aan te gaan. De comparitie is gepland op 31 mei 2016, waarbij partijen en hun advocaten in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunten verder toe te lichten en te proberen tot een schikking te komen. Het hof heeft ook richtlijnen gegeven voor het indienen van eventuele schriftelijke bewijsstukken voor de comparitie.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.169.600/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 3000937 \ CV EXPL 14-3105
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 april 2016
inzake
DE FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
Per 1 januari 2015 rechtsopvolger onder algemene titel van De Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid, tevens handelend onder de naam FNV Bouw
gevestigd te Woerden,
appellante,
advocaat: mr. H.C.S. van Deijk-Amzand te Amsterdam,
tegen

1.TIMBER AND BUILDING SUPPLIES HOLLAND N.V. (Voorheen PONTMEYER N.V.),

2. PONTMEYER HIBIN B.V.,

3. HOUTKONSTRUKTIE NEDERLAND B.V.,

4. HKN TIMMER B.V.,

5. HKN KANTOOR B.V.,

6. HKN HOUT B.V.,

7. PONTMEYER HOUT B.V.,

8. PONTMEYER SERVICES B.V.,

9. PONTMEYER GROOTHANDEL B.V.,

10. PONTMEYER HANDELSBEDRIJVEN B.V.,

allen gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.D. Uding te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna FNV genoemd, geïntimeerden Timber.
Op 19 januari 2016 is een tussenarrest gewezen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte houdende uitlating verwijzing zijdens Timber;
- antwoordakte na tussenarrest zijdens FNV.
Vervolgens is arrest bepaald.

2.Beoordeling

2.1
Het Hof heeft bij tussenarrest geoordeeld dat de kantonrechter FNV ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard in haar vordering. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich er over uit te laten of de zaak naar de kantonrechter dient te worden verwezen, dan wel dat het hof de zaak aan zich houdt.
2.2
Timber heeft laten weten er de voorkeur aan te geven dat de zaak wordt terug verwezen naar de kantonrechter. Timber voert daartoe aan dat de kantonrechter aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van de zijde van FNV niet is toegekomen, zodat Timber een feitelijke instantie zou verliezen indien het hof de zaak aan zich zou houden en in hoogste feitelijke instantie zou afdoen, waarbij ook wordt gewezen op de complexiteit en het belang van de zaak.
2.3
FNV heeft verzocht dat het hof de zaak aan zich houdt. FNV heeft daartoe gewezen op het voorkomen van verdere vertraging en de met deze zaak gemoeide rechtszekerheid.
2.4
Het hof overweegt als volgt. De hoofdregel in geval hoger beroep is ingesteld tegen een eindvonnis luidt dat in beginsel de gehele zaak, zoals deze voor de eerste rechter diende, naar de appelrechter wordt overgebracht ter beslissing door deze instantie. Het hof acht onvoldoende gronden aanwezig van deze hoofdregel af te wijken (Hoge Raad, 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3395). In casu doet zich niet het geval voor dat de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard wegens ontbreken van rechtsmacht of in verband met een overeenkomst tot arbitrage. Directe toepassing van artikel 76 Rv is daarmee niet aan de orde. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis tot op zekere hoogte al een inhoudelijke beoordeling gegeven van de zaak, namelijk door te overwegen dat voor de verschillende groepen werknemers verschillende afspraken zijn gemaakt ten aanzien van loonaanspraken, en dat het onjuist is dat de werknemers via één algemene informatiebrief zijn geïnformeerd. De situatie dat de rechter in eerste instantie geen enkele inhoudelijke bemoeienis met de zaak heeft gehad doet zich dus niet voor.
2.5
Het hof ziet in het voorgaande aanleiding een verschijning van partijen te gelasten. De comparitie zal tevens worden benut voor het beproeven van een schikking
.De specifieke onderwerpen die tijdens deze comparitie in ieder geval aan de orde zullen worden gesteld zullen voorafgaand aan de comparitie door het hof worden bekend gemaakt.

4.Beslissing

Het hof:
bepaalt dat partijen, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun advocaten, tot het hiervoor onder 2.5 omschreven doel zullen verschijnen ten overstaan van mr. G.C. Boot, daartoe als raadsheer‑commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op dinsdag 31 mei 2016 om 13.00 uur;
bepaalt dat de advocaat van FNV dient na te (laten) gaan of partijen en hun advocaten op de hierboven bepaalde dag en tijd kunnen verschijnen en dat deze – zo dat niet het geval mocht zijn –
uiterlijk op 10 mei 2016 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van 1 juni 2016 tot 15 juli 2016 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;
verzoekt partijen, voor het geval zij zich ter comparitie willen bedienen van (nog niet in de procedure overgelegde) schriftelijke bewijsstukken, deze uiterlijk 2 weken voor de comparitiedatum toe te zenden aan de raadsheer‑commissaris, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, H.T. van der Meer en G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 april 2016.