Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering
Yargıtay(hooggerechtshof) over afstand van recht volgens Turks recht.
In bovengenoemde zaak zend ik u naar aanleiding van het standpunt van de man d.d. 20 december 2018 (in de lijn van hoor-wederhoor) de volgende reactie zijdens de vrouw, alsmede een F-formulier.’ In deze brief reageert mr. Soytekin inhoudelijk op het gewijzigde standpunt van mr. Durdu, om vervolgens als volgt af te sluiten:
‘(…) Aangezien de bodemzaak in Nederland al eerder aanhangig is, de Nederlandse rechter ook bevoegd is om een inhoudelijke beslissing te geven, de vrouw haar verzoeken handhaaft en er geen zaak aanhangig is in Turkije, is er geenszins sprake van enige vorm van afstand van haar deel. (…) De vrouw handhaaft derhalve haar verzoeken en verzoekt u een eindbeschikking af te geven.’
‘van al haar rechten terzake het vermogen in Turkije’.
‘De vrouw constateert dat de man (…) in herhaling valt, terwijl Uw rechtbank voor datum beschikking van 7 februari 2019 reeds kennis heeft genomen van deze standpunten van partijen middels de brieven van 13, 20 en 27 december 2018’.
(‘ (…) is er geenszins sprake van enige vorm van afstand van haar aandeel’).
een eindbeschikking af te geven’, nog daargelaten dat het aan het beleid van de rechtbank is overgelaten om in dit geval wel of geen – tweede – mondelinge behandeling te bepalen.
‘Mal rejimi tasfiyesinden kaynaklanan, deĝer artış payı ve katılma davası’). In dat verband heeft de vrouw de rechter in Turkije eveneens verzocht om verlof te verlenen tot het laten leggen van beslag op de in Turkije gelegen onroerende zaken
(‘davalı adına kayıtlı taşınmazların tapı kaydı üzerine üçüncü kişilere devrine engel olmak üzere TEDBIR koyulması’). De huwelijksvermogensrechtelijke procedure in Turkije is geëindigd met een beslissing van de Turkse rechter van 3 december 2018, waarbij het verzoek van de vrouw is ‘afgewezen’ omdat zij afstand heeft gedaan
(‘feragat’)van haar ‘vorderingsrecht’. In deze beslissing – die in kracht van gewijsde is gegaan en (ook in de visie van partijen) voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland – is vermeld dat het verzoek van de vrouw strekt tot, kort gezegd, de vaststelling van haar huwelijksvermogensrechtelijke aanspraken op de in Turkije gelegen boedelgoederen, waarbij de vrouw ‘voorlopig’ aanspraak maakt op een bedrag van TL 5.000,- (= € 790,-). Dat bedrag is laag gehouden, zo verklaart de vrouw, om de griffierechten – die gekoppeld zijn aan de hoogte van de vordering – in eerste instantie zo laag mogelijk te houden.
Yargıtay(hooggerechtshof), waarop partijen zich in hun stukken hebben beroepen ter staving van hun standpunten. Uit deze rechtspraak leidt het hof af, dat inmiddels als vaste rechtspraak van de
Yargıtaykan worden aangemerkt dat, wanneer in een gerechtelijke procedure slechts een deel van een vordering wordt gevorderd (‘
kısmi dava’), de afstand van recht van de verzoeker in die procedure slechts betrekking heeft op het in die procedure gevorderde deel van de vordering. De afstand van recht van de verzoeker geldt niet voor het overige, niet in die procedure aan de orde zijnde deel van de vordering, tenzij ondubbelzinnig vast staat dat de verzoeker afstand heeft gedaan van de gehele vordering. Het hof verwijst in dit verband naar de uitspraken van de
Yargıtayvan onder andere 17 maart 2015, bekend onder zaaknummer 2014/15940 (E) – 2015/5446 (K) en van 14 januari 2015, bekend onder zaaknummer 2014/24443 (E) – 2015/175 (K), beide beschikbaar op de website van de
Yargıtay.
Nederlandse vertaling van het Turks Burgerlijk Wetboek en aanverwante wet- en regelgeving, Bju 2020). Gesteld noch gebleken is dat partijen, gelet op de datum van hun huwelijkssluiting, gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om voor een ander dan het met ingang van 1 januari 2002 geldende wettelijk stelsel van huwelijksvermogensrecht te kiezen. Dit betekent dat op het huwelijksvermogen van partijen met ingang van 1 januari 2002 het nieuwe Turkse wettelijke stelsel van huwelijksvermogensrecht van toepassing is (artikel 10 Invoeringswet Turks BW). Alle nadien door partijen verkregen vermogensbestanddelen vallen onder het nieuwe wettelijke stelsel, terwijl vermogensbestanddelen die voor 1 januari 2002 door partijen zijn verkregen op grond van het destijds geldende wettelijke stelsel van huwelijksvermogensrecht gescheiden blijven.