Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 17 september 2019,
- het herstelexploot van 14 oktober 2019,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel hoger beroep en exceptie van niet-ontvankelijkheid appellant, met producties,
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep,
- het H12-formulier van mr. Kotterman van 27 januari 2021 met een productie,
- het e-mailbericht van mr. Van den Boom van 9 februari 2021 met een productie,
- de pleidooien, waarbij mr. Kotterman gebruik heeft gemaakt van een pleitnota.
3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep
4.De vaststaande feiten en het geschil in eerste aanleg
- tot betaling van een schadevergoeding ter zake van de inboedel van € 25.000,-;
- tot terugbetaling aan de man van een door hem betaalde boete van € 400,-;
- tot terugbetaling van door de vrouw opgenomen bedragen van € 10.000,-;
- primair in de reële kosten ter zake van de advocaatkosten, subsidiair in de proceskosten en nakosten in verband met de executie van het vonnis.
- de man veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 12.518,28 ter zake van de no-claimkorting aan de vrouw;
- bepaald dat de bij beschikking van de rechtbank van 10 maart 2016 aan de man toegedeelde inboedelgoederen bij de vrouw kunnen blijven en ter vrije beschikking staan van de vrouw, zonder enige nadere vergoeding van de vrouw aan de man;
- voor recht verklaard dat het depot van € 30.000,-, vermeerderd met de daarover gekweekte rente, volledig toevalt aan de vrouw en bepaald dat iedere medewerker van Dirkzwager bevoegd is tot uitbetaling van het depot van € 30.000,-, vermeerderd met de daarover gekweekte rente, aan de vrouw;
- het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
5.De vorderingen in hoger beroep
- primairdat de man gehouden is aan de vrouw de daadwerkelijke proceskosten van de vrouw in eerste en tweede aanleg te vergoeden en de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 7.450,-, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag;
- subsidiair: de man te veroordelen in de proceskosten van de vrouw in eerste aanleg en in hoger beroep.
6.De motivering van de beslissing in hoger beroep
nietvoldoen aan artikel 5.24 uit deze beschikking. De no-claimkorting oftewel de opgebouwde 22 schadevrije jaren kunnen
alleenverdeeld worden als zowel
u als mevrouw [geïntimeerde]een autoverzekering bij Univé Verzekeringen heeft ondergebracht. Deze informatie hebben wij u ook in onze e-mail van 29 januari 2018 medegedeeld. De autoverzekering voor kenteken [00-YYY-0] stond tot 1 februari 2018 op uw naam. De opgebouwde no-claimkorting oftewel de opgebouwde 22 schadevrije jaren staan op uw naam in Roy data. (…)