Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.De bestreden uitspraak
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
7 juli 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor het niet meewerken aan een ademonderzoek na verdenking van rijden onder invloed van alcohol. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2015:434) en stelt dat de strafvervolging van een verdachte die al de verplichting heeft om deel te nemen aan een alcoholslotprogramma, in strijd kan zijn met de beginselen van een goede procesorde. Dit kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitkomst van eerdere beslissingen niet voorzienbaar was voor de procesdeelnemers, waardoor in lopende zaken niet tijdig geklaagd kon worden over dubbele vervolging. De Hoge Raad stelt dat in zaken waarin vóór 3 maart 2015 uitspraak is gedaan, de mogelijkheid bestaat om de niet-ontvankelijkheid van het OM in te roepen, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In deze zaak is vastgesteld dat de verdachte ter zake van hetzelfde feit de verplichting tot deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, wat betekent dat het OM niet-ontvankelijk is in de vervolging.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank 's-Hertogenbosch is vernietigd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijkheid in de rechtspraktijk over de relatie tussen strafrechtelijke vervolging en administratiefrechtelijke maatregelen zoals het alcoholslotprogramma.