Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
16 januari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2018 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in de strafvervolging van een verdachte wegens het ne bis in idem-beginsel. De verdachte was vervolgd voor het weigeren mee te werken aan een ademanalyse, terwijl hij eerder al een Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer (EMA) had opgelegd gekregen. De verdediging stelde dat de EMA een punitieve maatregel was en dat er dus sprake was van dubbele vervolging. De Hoge Raad oordeelde dat de EMA geen strafrechtelijke maatregel is en dat het OM daarom niet niet-ontvankelijk was in de vervolging. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de enkele omstandigheid dat er een EMA was opgelegd, niet betekende dat het OM zijn recht tot vervolging verloor. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en bevestigde de uitspraak van het Hof.