Uitspraak
gevestigd te Apeldoorn,
zetelende te 's-Gravenhage,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
12 december 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Achmea Schadeverzekeringen N.V. en de Staat der Nederlanden. De zaak betreft een onrechtmatige daad en de vraag of de Staat kosten kan verhalen voor het opruimen van olie op de weg na een ongeval. Op 15 juli 2008 vond er een kettingbotsing plaats op de Rijksweg A15 te Rotterdam, waarbij een bestuurder, verzekerd bij Achmea, aansprakelijk werd gesteld. De Staat had de opruimkosten, die door Wilchem B.V. in rekening waren gebracht, gevorderd van Achmea als WAM-verzekeraar van de betrokken bestuurder. De kantonrechter wees de vordering af, met het argument dat de aanwezigheid van olie op de weg een gevaar voor de mens oplevert in de zin van de Brandweerwet 1985, waardoor kostenverhaal door de overheid niet mogelijk zou zijn. Het gerechtshof daarentegen heeft de vordering toegewezen, met de redenering dat de Brandweerwet uitsluitend betrekking heeft op acute gevaarsituaties die snelle inzet van technische hulpmiddelen vereisen. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof bevestigd en geoordeeld dat het kostenverhaal door de Staat geen onaanvaardbare doorkruising van de Brandweerwet of de Wegenwet oplevert. De Hoge Raad heeft de klachten van Achmea verworpen en de Staat in het gelijk gesteld, waarbij Achmea werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.