Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.”
5.3. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij verband houdt met kosten die gerelateerd zijn aan de opsporing en vervolging. Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad zouden dergelijke kosten niet verhaalbaar zijn op de verdachte. Nu het gaat om een contractueel overeengekomen tarief, maakt dat sprake is van structurele kosten van opsporing en vervolging, althans kosten die samenhangen met het schoonhouden van een politiebureau. Om die reden hadden de kosten niet mogen worden toegewezen aan de benadeelde partij, aldus de steller van het middel.
5.4. Het publiekrecht biedt de overheid verschillende instrumenten om haar taken uit te voeren. Daarbij kan de vraag spelen of zij in aanvulling op haar publiekrechtelijke bevoegdheden ook gebruik mag maken van het privaatrecht. Staat het de Belastingdienst bijvoorbeeld vrij om bankgegevens die de belastingplichtige op de voet van art. 47 AWR verplicht is te verstrekken, via een (civiele) kort gedingprocedure in handen te krijgen? De Hoge Raad beantwoordde die vraag bevestigend, maar daarmee is niet gezegd dat de civiele deur voor de overheid altijd open staat. In zijn rechtspraak heeft de Hoge Raad namelijk beperkingen gesteld aan het benutten van de privaatrechtelijke weg. Deze rechtspraak houdt kort gezegd in dat het de overheid vrij staat om het civiele recht te gebruiken, tenzij een publiekrechtelijke regeling zich daartegen uitdrukkelijk verzet dan wel het verhaal van kosten hierin uitputtend is geregeld, of dat die publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist.Deze lijn in de rechtspraak wordt daarom ook wel aangeduid als de ‘doorkruisingsleer’.
5.5. In het strafrecht speelt deze doorkruisingsleer onder meer een rol in het geval de politie zich voegt als benadeelde partij in het strafproces. Hoewel ingebed in het strafrecht, betreft de vordering van de benadeelde partij namelijk in wezen civiel schadeverhaal. De vraag is dan in welke gevallen de doorkruisingsleer in de weg staat voor de politie om zich als benadeelde te voegen in het strafproces. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat kosten die de politie maakt ter uitvoering van haar publiekrechtelijke taak in het kader van de opsporing, in beginsel niet voor verhaal via het privaatrecht in aanmerking komen. Volgens de Hoge Raad verdraagt de onbeperkte mogelijkheid van verhaal van dergelijke kosten op grond van het privaatrecht, zich niet zonder meer met de bijzondere wettelijke doeleinden en regeling van de strafrechtspleging. Kostenverhaal op grond van het privaatrecht levert dan in beginsel een onaanvaardbare doorkruising op van deze publiekrechtelijke regelgeving.Hetzelfde heeft te gelden indien het gaat om kosten die verband houden met een valse aangifte. Dat desondanks in bijzondere gevallen toch kostenverhaal door de politie mogelijk is, namelijk indien de aangifte met geen ander doel is gedaan dan om de politie te schaden en de persoon die de aangifte heeft gedaan wist of moest begrijpen dat deze de politie zou nopen of bewegen tot nodeloze opsporingshandelingen, laat zien dat voeging tot schadevergoeding door de politie in ieder geval niet uitgesloten is. Daarbij kan gewezen worden op de tendens in het civiele recht om meer mogelijkheden te bieden voor bijvoorbeeld de brandweer om gemaakte kosten te verhalen op individuele burgers.
5.6. De steller van het middel doet, hoewel impliciet, een beroep op deze rechtspraak. Daaraan ligt de veronderstelling ten grondslag dat de door de politie gevorderde kosten verband houden met de uitvoering van een publiekrechtelijke taak. Immers, slechts in die situatie kan er sprake zijn van doorkruising. Naar mijn oordeel is die veronderstelling onjuist. De kosten die zijn gemaakt voor de schoonmaak van een politieruimte, zijn niet gerelateerd aan een publiekrechtelijke taak. Mijn ambtgenoot Vegter acht het onomstreden dat de politie wegens vernieling van voorwerpen in een politiecel in het strafgeding schade vordert.Ook volgens Lindenbergh kan de politie verhaal nemen voor schade die haar door zaaksbeschadiging is toegebracht.Die standpunten kunnen naar mijn mening worden onderschreven. Het gaat in dit geval om, zoals Vegter het noemt, schade die gerelateerd is aan “een ‘echt’ burgerlijk recht, te weten eigendom”.De enkele omstandigheid dat het schoonmaken in geval van calamiteiten contractueel is geregeld, maakt niet dat er reeds daarom sprake is van opsporings- en vervolgingsgerelateerde kosten. Daarbij wijs ik nog op de aan het schadeformulier gehechte contractinformatie. Uit dit stuk blijkt dat er met een schoonmaakorganisatie afspraken zijn gemaakt ter zake van calamiteiten. Onder calamiteiten wordt verstaan “een verstoring in de dienstverlening waarbij het noodzakelijk wordt geacht dat de leverancier altijd binnen 1 uur na de melding op de betreffende locatie aanwezig is en begonnen is met zijn werkzaamheden om de betreffende calamiteit zo spoedig mogelijk te verhelpen”. Onder dergelijke calamiteiten worden ook wateroverlast en brandschade verstaan. Dit geeft een duidelijke indicatie dat de enkele omstandigheid dat de politie een schoonmaakcontract heeft gesloten, niet maakt dat daarom die schoonmaakactiviteiten gemaakt zijn ter uitvoering van een publiekrechtelijke taak.
5.7. Gelet op het voorgaande, is de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
5.8. Het middel faalt.