Uitspraak
aDe Gemeente is hier opgetreden ter vervulling van haar publiekrechtelijke taak, waarbij het Hof op het oog heeft de in art. 1 lid 4 aanhef en onder a, Brandweerwet 1985 eerst omschreven taken, te weten ''het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar'';
nadit sein door de brandweer is gedaan, is verricht ter uitoefening van genoemde taak (r.o. 5–5.8).
aen
bsamengevatte oordeel van het Hof en betoogt dat dit oordeel onjuist is, omdat er geen taak voor de Gemeente bestaat, indien zich een geval van brand voordoet op een schip waarop het Schepenbesluit van toepassing is of indien het bepaalde in de zevende titel (oud) van het tweede Boek K. toepassing zou kunnen vinden. Het beroep op het Schepenbesluit is bij de schriftelijke toelichting ingetrokken. Het beroep op de zevende titel vindt steun noch in de tekst of de geschiedenis van de Brandweerwet 1985, noch in de tekst of de geschiedenis van deze titel. Het onderdeel faalt derhalve.
csamengevatte oordeel van het Hof, zulks in verbinding met hetgeen het Hof in zijn r.o. 6.1 en 6.2 overweegt. Het onderdeel faalt. Het miskent dat het Hof in zijn r.o. 6.2 door een verwijzing naar zijn r.o. 5.6 heeft verworpen het betoog van de Gemeente dat de extra dure maatregelen zijn getroffen in het belang van schip en lading en niet ter voorkoming van gevaar voor levens en omgeving. Onbegrijpelijk is deze verwerping niet.
11 december 1992.