Uitspraak
zetelende te Leeuwarden,
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
Op 29 november 2002 is zij failliet verklaard.
4.Beslissing
13 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Provincie Fryslân tegen een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden. De Provincie had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin een vordering van [verweerster] tot betaling van € 47.923,40 werd toegewezen. De vordering was gebaseerd op werkzaamheden die door de failliete aannemingsmaatschappij [A] waren verricht. De Provincie had de overeenkomst met [A] buitengerechtelijk ontbonden vanwege tekortkomingen in de nakoming. De vorderingen van [A] waren verpand aan ING, die [verweerster] had gemachtigd om deze vorderingen te incasseren.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling onder andere gekeken naar de vraag of de Provincie zich kon beroepen op verrekening van haar vordering op [A] met de vordering van [verweerster]. Het hof had geoordeeld dat de Provincie dit beroep niet kon doen, omdat de vordering van [verweerster] niet op eenvoudige wijze was vast te stellen en er een arbitragebeding in de overeenkomst was opgenomen. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het hof ten onrechte het beroep op verrekening had gepasseerd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat in geval van faillissement van de pandgever de debiteur van de verpande vordering zijn tegenvordering kan verrekenen zonder dat de pandhouder een beroep kan doen op art. 6:136 BW. Dit betekent dat de Provincie haar vordering op [A] in deze procedure had moeten kunnen inbrengen.
De Hoge Raad heeft het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens is [verweerster] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de verhouding tussen pandhouders en debiteuren in faillissementssituaties, vooral met betrekking tot de toepassing van de Faillissementswet en de Burgerlijk Wetboek bepalingen.