ECLI:NL:HR:2013:BY4889
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Prejudiciële beslissing over de executoriale kracht van een hypotheekakte na uitwinning
In deze prejudiciële procedure heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of een hypotheekakte kan dienen als executoriale titel voor restantvorderingen na uitwinning van het hypotheekrecht. De zaak betreft Rabobank c.s. tegen [verweerder] c.s., waarbij de Hoge Raad op 8 februari 2013 uitspraak deed. De kwestie ontstond na de executoriale verkoop van een woning, waarbij Rabobank c.s. nog een bedrag van € 95.228,63 van [verweerder] c.s. te vorderen had uit hoofde van eerder afgesloten geldleningen. De deurwaarder weigerde echter verdere executiemaatregelen te nemen, omdat hij meende dat de hypotheekakte geen basis bood voor deze executie. De voorzieningenrechter heeft de Hoge Raad gevraagd of de grosse van de notariële hypotheekakte een executoriale titel oplevert voor de resterende vorderingen na uitwinning van het hypotheekrecht.
De Hoge Raad oordeelde dat de grosse van de hypotheekakte niet kan worden aangemerkt als executoriale titel in de zin van artikel 430 Rv voor de na uitwinning van het hypotheekrecht resterende vorderingen. Dit oordeel is gebaseerd op de inhoud van de hypotheekakte en de eisen die aan een executoriale titel worden gesteld. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest (Rabobank/Visser) waarin werd bepaald dat een notariële akte alleen executoriale kracht heeft voor vorderingen die op het moment van verlijden van de akte reeds bestonden en in de akte zijn omschreven. De Hoge Raad concludeert dat de onderhavige akte niet voldoet aan deze eisen, omdat er geen concrete vordering of rechtsverhouding in de akte is vastgelegd. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de hypotheekakte niet kan dienen als basis voor de executie van de restantvorderingen.