Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
1.1. De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het hof
- de appeldagvaarding van 17 februari 2021, die tevens de grieven bevat (met
producties);
- de memorie van antwoord (met producties) ;
- de akte van [appellanten] c.s.
3.3. Waar gaat deze zaak over?
‘
In het kader van vorenbedoelde oprichting werd door de verschenen personen onder I in privé [ [geïntimeerden] c.s. – toevoeging hof], hierna ook te noemen: schuldeisers, aan genoemde besloten vennootschap: Auto Centrum Salland B.V., hierna ook te noemen: de schuldenares,
In de akte werd melding gemaakt van een verschuldigde rente van 7%.
Onder het kopje ‘Borgstelling’ werd in de akte het volgende vermeld:
‘
Voor het geval vorenbedoelde vordering wegens geldlening op enigerlei wijze teniet mocht gaan of zijn gegaan én de vennootschap (nog) niet volledig heeft voldaan aan haar verplichtingen op grond van voormelde leningsovereenkomst, daaronder begrepen terugbetaling, stellen de verschenen personen onder II [ [appellanten] c.s. – toevoeging hof] in privé zich hierbij elk voor de helft (niet hoofdelijk) borg voor de voldoening aan schuldeisers van al hetgeen de schuldeisers op grond van bovengemelde overeenkomst van genoemde besloten vennootschap: Auto Centrum Salland B.V. te vorderen heeft of mocht hebben uit hoofde van voormelde hoofdsom, zulks derhalve elk tot een bedrag van één honderd vijf en zeventig duizend euro (€ 175.000,-).Gemelde borgstelling onder vorenstaande bedingen wordt hierbij door de schuldeisers aanvaard.’
11-03-2010 € 50.000,- T.B.V. Handelvoorraad
07-04-2010 € 100.000,- T.B.V. Handelsvoorraad
03-05-2010 € 75.000,- T.B.V. Handelsvoorraad
22-07-2010 € 50.000,- t.b.v. Handelsvoorraad
27-10-2011 € 100.000,- lening voorraad auto’s
14-01-2010 € 200.000,- inventaris garage [a-straat] 25 te [B]
04-11-2011 € 145.000,- inventaris garage [b-straat] 4 te
[A]
22 december 2014 erkend tot een bedrag van € 695.500,- (€ 350.000,- op basis van de akte van 29 december 2009, € 200.000,- op basis van de akte van 14 januari 2010 en € 145.500,- op basis van de akte van 3 januari 2011) exclusief rente.
3.3. De beslissing van de rechtbank en van het hof
4.De motivering van de beslissing van het hofSpoedeisend belang4.1 Ook in hoger beroep hebben [appellanten] c.s., gelet op de aard daarvan, nog een spoedeisend belang bij hun vorderingen.
€ 175.000,- borg hebben gesteld voor de voldoening van deze vordering. Volgens [geïntimeerden] c.s. zijn zowel de overeenkomst van geldlening als die van borgtocht vastgelegd in de notariële akte van 29 december 2009, een authentieke akte in de zin van artikel 156 lid 2 Rv.
Executie notariële akte – toetsingskader4.7 [appellanten] c.s. verzetten zich tegen executie op basis van deze notariële akte. De vraag is wat, bij verzet tegen die executie, het door de executierechter te hanteren toetsingskader is. Het hof zoekt daarvoor, net als in een onlangs gewezen arrest van het hof [2] is gebeurd, aansluiting bij het kader dat de Hoge Raad, voor de executie op basis van vonnissen, heeft gegeven in zijn arresten van 20 december 2019 [3] , en 20 maart 2015 [4] . De Hoge Raad maakt onderscheid tussen de executie op basis van een vonnis waartegen een rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat en de executie waarbij tegen dat vonnis geen rechtsmiddel meer openstaat.
eerstedient de schuldeiser belang te hebben bij (het doorzetten van) de executie. Ten
tweedemoeten de belangen van de executerende schuldeiser en de geëxecuteerde worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Het belang van de schuldeiser bij uitwinning moet zwaarder wegen dan dat van de schuldenaar bij het achterwege laten van de executie. Ten
derdeweegt in belangrijke mate mee dat de wetgever aan de schuldeiser wiens vordering is gebaseerd op een authentieke akte het recht van executie heeft willen verlenen. Ten
vierdedient de kans van het slagen van een procedure waarin het bestaan van de vordering wordt bestreden in het executiegeding buiten beschouwing te blijven, tenzij sprake is van een kennelijke misslag van feitelijke of juridische aard
Bovendien hebben [geïntimeerden] c.s. toegezegd dat zij geen verhaal zullen zoeken op het inkomen van [appellante] en geen beslag zullen leggen op roerende zaken. [geïntimeerden] c.s. gaan dan ook niet tot het uiterste bij het verhaal van hun vordering op [appellanten] c.s.
€ 350.000,- - ook overbodig geworden. Voor de financiering van de nieuwe plannen is op
14 januari 2010 een nieuwe notariële akte van geldlening gepasseerd, waarbij [geïntimeerden] c.s.
€ 200.000,- aan ACS leenden (net als voor de financiering van het nog later gerealiseerde plan om ook in [A] een garage te beginnen op 3 januari 2011 een aparte notariële akte van geldlening tot stand is gekomen). De in 2010 en 2011 aan ACS betaalde bedragen ten behoeve van de aanschaf van (door het garagebedrijf te verkopen) auto’s, zijn volgens
Allereerst komt naar voorlopig oordeel van het hof geen doorslaggevende betekenis toe aan het feit dat, naar tussen partijen niet ter discussie staat, op 29 december 2009 nog geen bedrag van € 350.000,- aan ACS was uitbetaald. Ook uit wat [appellanten] c.s. naar voren brengen over de achtergrond van de notariële akte van 29 december 2009 volgt dat het de bedoeling van partijen was dat [geïntimeerden] c.s. een bedrag van € 350.000,- ter beschikking zouden stellen op het moment dat ACS dit bedrag nodig zou hebben voor de realisering van haar plannen. In de visie van [appellanten] c.s. hielden die plannen toen nog in dat een garagebedrijf zou worden begonnen aan de [c-straat] te [B] . Maar ook in die visie moesten de plannen nog gerealiseerd worden. De verbouwing was nog niet begonnen, er waren nog geen kosten voor de verbouwing gemaakt en [geïntimeerden] c.s. hadden nog geen geld ten behoeve van de verbouwing beschikbaar gesteld. Tegen die achtergrond ligt het voor de hand om geen doorslaggevende betekenis toe te kennen aan het feit dat in de akte is vermeld dat het bedrag van € 350.000,- ter leen
is verstrekten ligt het voor de hand dat partijen in de akte wilden vastleggen dat [geïntimeerden] c.s. een bedrag van € 350.000,- ter leen zouden verstrekken aan ACS en dat [geïntimeerden] c.s. en ACS, onder de opschortende voorwaarde van de daadwerkelijke verstrekking van dat bedrag, de voorwaarden van de geldlening overeenkwamen.
Gelet op de gang van zaken rond de betaling van € 200.000,- en € 145.000,- ligt het niet, en zeker niet zonder meer, voor de hand dat [geïntimeerden] c.s., zoals [appellanten] c.s. stellen, bedragen aan ACS betaalden op grond van een overeenkomst van geldlening zonder ervoor te zorgen dat deze overeenkomst was vastgelegd in een notariële akte van geldlening. Het ligt veel meer voor de hand dat partijen ervan uitgingen dat de door [geïntimeerden] c.s. aan ACS betaalde bedragen voor de aanschaf van handelsvoorraad werden betaald ter uitvoering van de in de notariële akte van 29 december 2009 vastgelegde overeenkomst van geldlening. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de aanschaf van een handelsvoorraad auto’s een transactie is die voorzienbaar is bij de start van een garagebedrijf, zodat een geldlening ten behoeve van die aanschaf in zoverre ook geacht kan worden ‘in het kader van de oprichting’, zoals omschreven in de notariële akte van 29 december 2009, te hebben plaatsgevonden.
5.5. De beslissing
€ 1.756,- aan verschotten en op € 1.114,- voor geliquideerd salaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest en te vermeerderen met € 163,- wegens nasalaris, te verhogen met € 85,- indien