ECLI:NL:HR:2013:BY4107
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzoek om gezagsbeslissing voor minderjarige door niet met ouderlijk gezag belaste vader
In deze zaak gaat het om een verzoek van de grootouders van een minderjarige om een gezagsbeslissing te verkrijgen, nadat de biologische moeder van de minderjarige is overleden. De vader van de minderjarige, die niet met ouderlijk gezag is belast, heeft verzocht om het gezag over de minderjarige. De Hoge Raad behandelt de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om over deze zaak te oordelen op basis van artikel 8 van de Verordening Brussel II-bis. De rechtbank 's-Gravenhage heeft geoordeeld dat zij internationaal bevoegd is en heeft het gezag aan de vader toegewezen. De grootouders hebben hiertegen in cassatie beroep ingesteld, waarbij zij aanvoeren dat de belangen van de minderjarige onvoldoende zijn gewaarborgd.
De Hoge Raad oordeelt dat de grootouders in hun beroep niet voldoende hebben aangetoond dat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk is voor de bescherming van de minderjarige. De rechter heeft een grote beoordelingsvrijheid bij de beslissing over de benoeming van een bijzondere curator, en de belangen van de minderjarige moeten voorop staan. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, omdat het hof de essentiële stellingen van de grootouders niet in zijn beoordeling heeft betrokken. De zaak wordt verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van de minderjarige in gezagskwesties, vooral in situaties waarin er sprake is van huiselijk geweld en de noodzaak van bescherming van de minderjarige. De Hoge Raad bevestigt dat de rechter bij het beoordelen van dergelijke verzoeken rekening moet houden met alle relevante feiten en omstandigheden.