Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de gezagsbeëindiging van de kinderen van de vader en de moeder, die beiden in een Penitentiaire Inrichting verblijven. De vader en de moeder zijn in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin het ouderlijk gezag over hun kinderen is beëindigd en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland als voogd is benoemd. De ouders betwisten de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, stellende dat zij en hun kinderen slechts tijdelijk in Nederland verbleven en dat de Duitse rechter bevoegd zou zijn. Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Verordening Brussel II bis, omdat de kinderen op het moment van aanhangigheid van de zaak hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, waarbij het ouderlijk gezag is beëindigd, en oordeelt dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De kinderen zijn in een gezinshuis geplaatst en hebben daar een veilige omgeving gevonden. De ouders hebben een verleden van mishandeling en verwaarlozing, wat de beslissing van het hof ondersteunt. De voogdij wordt toegewezen aan de GI, omdat plaatsing bij familie in Duitsland niet mogelijk is gebleken. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is om de huidige situatie te handhaven en de GI met de voogdij te belasten.