ECLI:NL:HR:2013:BY3151
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- N. Jörg
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de terugkeerrichtlijn bij strafoplegging aan ongewenst verklaarde vreemdelingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1964, was als vreemdeling in Nederland verblijvend, terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak en oordeelt dat het Hof de verwerping van de verweren van de verdachte voldoende heeft gemotiveerd. De verdachte had niet aannemelijk gemaakt dat hij staatloos was of serieuze pogingen had ondernomen om Nederland te verlaten.
De Hoge Raad behandelt ook de vraag of de terugkeerrichtlijn, die de procedure voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen regelt, zich verzet tegen het opleggen van een gevangenisstraf aan een ongewenst verklaarde vreemdeling. De Hoge Raad concludeert dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan een dergelijke vreemdeling strijdig kan zijn met de richtlijn, indien de stappen van de terugkeerprocedure nog niet zijn doorlopen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd of deze stappen zijn doorlopen, wat leidt tot de vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor rechters om bij het opleggen van straffen aan vreemdelingen die onder de terugkeerrichtlijn vallen, zorgvuldig te motiveren dat de terugkeerprocedure is doorlopen. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk met betrekking tot de behandeling van vreemdelingen in het strafrecht.