Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
29 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, was in hoger beroep veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens handelen in strijd met artikel 197 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten, waaronder ECLI:NL:HR:2013:BY3151, vastgesteld dat de rechter die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt, zich moet vergewissen dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen en dit in de motivering van zijn beslissing moet opnemen. In het bestreden arrest bleek niet dat het Hof deze stappen had gecontroleerd, wat leidde tot de vernietiging van de strafoplegging door de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de strafoplegging, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal J. Wortel was om het beroep te verwerpen, maar de Hoge Raad oordeelde ambtshalve dat de procedure niet correct was gevolgd, wat resulteerde in de vernietiging van het arrest van het Hof.