ECLI:NL:HR:2013:1068

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
11/05071
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake strafoplegging en terugkeerrichtlijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens handelen in strijd met artikel 197 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 21 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3151, bepaald dat de rechter die een dergelijke straf oplegt, zich moet vergewissen dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen en dit moet motiveren in zijn beslissing. In het bestreden arrest van het Hof bleek niet dat deze stappen waren doorlopen, wat aanleiding gaf voor de Hoge Raad om het arrest te vernietigen voor wat betreft de strafoplegging.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie die door de verdachte waren ingediend, niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is als de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de vereisten van de terugkeerrichtlijn niet waren nageleefd.

Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het bestreden arrest te vernietigen, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Het beroep van de verdachte is voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de terugkeerrichtlijn in strafzaken en de verantwoordelijkheden van de rechter bij het opleggen van straffen.

Uitspraak

29 oktober 2013
Strafkamer
nr. S 11/05071
CeH/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 november 2011, nummer 20/003238-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal J. Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

3.1.
In zijn arrest van 21 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3151, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rechter die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt wegens handelen in strijd met art. 197 (oud) Sr, zich ervan dient te vergewissen dat de stappen van de in de terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure zijn doorlopen en daarvan in de motivering van zijn beslissing dient blijk te geven. De Hoge Raad heeft aanleiding gezien in zaken waarin de cassatieschriftuur is ingekomen vóór 21 mei 2013 de naleving van deze regels ambtshalve te onderzoeken (vgl. HR 17 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:705).
3.2.
Het Hof heeft de verdachte wegens handelen in strijd met art. 197 (oud) Sr veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Uit het bestreden arrest blijkt niet dat het Hof zich ervan heeft vergewist dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen.
3.3.
Nu de cassatieschriftuur vóór 21 mei 2013 bij de griffie van de Hoge Raad is ingekomen, zal de Hoge Raad het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging ambtshalve vernietigen.

4.Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 oktober 2013.