ECLI:NL:HR:2012:BW1478

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02620
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbeslissing in strafzaak met betrekking tot gevangenisstraf en procesvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Vier weken na deze veroordeling heeft het Hof een 'herstelbeslissing' genomen, waarin werd gesteld dat de verdachte in feite was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden voorwaardelijk met dezelfde proeftijd. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak relevante overwegingen herhaald uit een eerder arrest en verduidelijkt dat de feitenrechter de mogelijkheid heeft om kennelijke fouten in zijn uitspraak te corrigeren, mits dit evident is en niet in strijd met de rechtsgang. De Hoge Raad oordeelde dat er geen aanleiding is om procespartijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over een voorgenomen verbetering, en dat een herstelbeslissing moet worden genomen door de rechter(s) die de zaak eerder hebben behandeld. De griffier moet zorgdragen voor de juiste administratieve afhandeling van deze herstelbeslissing. In dit geval heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak van het Hof ambtshalve vernietigd, omdat de herstelbeslissing ernstige twijfel heeft doen ontstaan over de opgelegde vrijheidsstraf. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de strafoplegging.

Uitspraak

12 juni 2012
Strafkamer
nr. S 10/02620
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 juni 2010, nummer 22/006112-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.W.F. Klarenaar, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot oplegging van de straf die is vermeld in de herstelbeslissing van het Hof, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Omvang van het cassatieberoep
2.1. Het Hof heeft bij arrest van 2 juni 2010 in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 8 november 2007 - de verdachte ter zake van "deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven" en "medeplegen van een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof omtrent de vordering van de benadeelde partijen en de daarmee samenhangende betalingsverplichting overwogen en beslist als in het bestreden arrest is vermeld.
Blijkens de daarvan opgemaakte akte heeft de verdachte op 16 juni 2010 beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest.
Bij de op de voet van art. 434 Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een bijna vier weken na zijn arrest gewezen zogenoemde "herstelbeslissing" van het Hof van 29 juni 2010 inhoudende - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - dat de verdachte ter zake van voormelde feiten bij het arrest van 2 juni 2010 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2.2. Tegen deze "herstelbeslissing" is het cassatieberoep niet gericht.
2.3. Opmerking verdient nog het volgende.
Blijkens HR 6 juli 2010, LJN BJ7243, NJ 2012/248 is het de feitenrechter in strafzaken toegestaan een zogenoemde herstelbeslissing te geven indien de oorspronkelijk gewezen beslissing, kort gezegd, een onmiddellijk kenbare fout bevat. Het is gebleken dat de uitoefening van deze bevoegdheid in de praktijk tot enkele vragen aanleiding heeft gegeven. Daarom voegt de Hoge Raad het volgende toe aan zijn eerdere arrest.
Het gaat hier om een zelfstandige, niet in de wet verankerde en beperkte mogelijkheid voor de feitenrechter om een in zijn uitspraak voorkomende kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent te verbeteren. Dat brengt mee dat de feitenrechter slechts in evidente gevallen gebruik kan maken van de bevoegdheid het dictum te verbeteren, mede met het oog op de richtige executie van de uitspraak.
Er is gelet op het voorgaande geen aanleiding in strafzaken de procespartijen in de gelegenheid te stellen zich over een voorgenomen verbetering uit te laten.
Een herstelbeslissing dient te worden gewezen door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten (vgl. HR 10 januari 2012, LJN BT8778, NJ 2012/249). De griffier dient er zorg voor te dragen dat de herstelbeslissing wordt aangetekend op dan wel wordt gehecht aan het origineel van de uitspraak en per gewone brief ter kennis van de procespartijen wordt gebracht.
Tegen de verbetering (of de weigering daarvan) staat geen rechtsmiddel open. Een herstelbeslissing (of de weigering daarvan) heeft evenmin invloed op de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel in de strafzaak.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Met zijn hiervoor onder 2.1 vermelde "herstelbeslissing" heeft het Hof ernstige twijfel doen ontstaan omtrent de opgelegde vrijheidsstraf. Daarin vindt de Hoge Raad aanleiding de bestreden uitspraak ten aanzien van de strafoplegging te vernietigen.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 vermelde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, W.F. Groos, Y. Buruma en J. Wortel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 12 juni 2012.