ECLI:NL:GHDHA:2023:2344

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
2200219821 HA
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbeslissing in hoger beroep betreffende TBS met voorwaarden of zorgmachtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 juli 2023 een arrest gewezen in hoger beroep tegen de verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar met aftrek van voorarrest, en er was een voorwaardelijke terbeschikkingstelling gelast. Tevens was er een maatregel opgelegd die betrekking had op gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partij, aangeduid als [slachtoffer], was niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering voor immateriële schade, met de mogelijkheid om dit gedeelte van de vordering bij de civiele rechter aan te brengen. Echter, in het dictum van het arrest was abusievelijk niet opgenomen dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Dit werd door het hof aangemerkt als een kennelijke misslag die voor correctie in aanmerking komt. Op 13 juli 2023 heeft het hof de herstelbeslissing genomen, waarbij het dictum van het arrest van 6 juli 2023 werd hersteld. De zin die de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaarde, werd aangepast om te verduidelijken dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De beslissing is gegeven door de rechters O.E.M. Leinarts, C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en H.M.D. de Jong, waarbij de eerste twee rechters buiten staat waren om de beslissing te ondertekenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002198-21
Parketnummers: 09-103018-20
09-145252-21 (gev. ttz ea)
15-198653-18 (TUL)

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Herstelbeslissing

van het in hoger beroep gewezen arrest van dit hof van
6 juli 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te 's-Gravenhage op [geboortedatum]1990,
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Het hof heeft geconstateerd dat dit arrest een onmiddellijk kenbare fout bevat, die zich voor eenvoudig herstel leent (vgl. HR 12 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1478).
Bij voormeld arrest is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het in zaak met parketnummer 09-145252-21 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van voorarrest en is de dadelijk uitvoerbaar bevolen voorwaardelijke terbeschikkingstelling gelast. Voorts is de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opgelegd en is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij, de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf en de voorlopige hechtenis van de verdachte, zoals nader omschreven in voormeld arrest.
Het hof heeft blijkens bladzijde 15 van voormeld arrest de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering voor wat betreft de gevorderde immateriële schade en bepaald dat zij dat gedeelte van de vordering alsnog bij de civiele rechter kan aanbrengen. Abusievelijk is in het dictum niet opgenomen dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Dit betreft een kennelijke misslag die voor correctie in aanmerking komt.
Op grond van het vorenstaande zal het hof het dictum van het arrest van 6 juli 2023 herstellen als hierna vermeld.
HERSTELBESLISSING:
Het hof:
Herstelt het dictum in voormeld arrest met dien verstande dat de zin:
Verklaart de benadeelde partij betreffende het verzoek tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk;
wordt vervangen door:
Verklaart de benadeelde partij betreffende het verzoek tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Deze beslissing is gegeven door mrs. O.E.M. Leinarts,
C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en H.M.D. de Jong, zijnde de leden van het hof die voormeld arrest hebben gewezen, op
13 juli 2023.
mrs. O.E.M. Leinarts en C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen zijn buiten staat deze beslissing te ondertekenen.