ECLI:NL:HR:2013:1449

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
12/00442
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen hersteluitspraak van het Gerechtshof inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2013 uitspraak gedaan in cassatie tegen een hersteluitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een beroep in cassatie van zowel de belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Hof van 29 december 2011, waarin navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 2000 aan de belanghebbende waren opgelegd. De belanghebbende heeft ook beroep in cassatie ingesteld tegen een hersteluitspraak van het Hof van 19 juni 2012, die geen wijziging in de beslissing zelf met zich meebracht, maar een misslag in de motivering herstelde. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad geoordeeld dat tegen de hersteluitspraak geen rechtsmiddel openstaat, en dat er geen aanleiding is om een uitzondering op deze regel te maken. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de belanghebbende, vastgesteld op € 1888 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het arrest is openbaar uitgesproken en de kosten van het geding zijn vastgesteld, waarbij ook een griffierecht van € 454 is geheven van de Staat.

Uitspraak

6 december 2013
nr. 12/00442
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van de
Staatsecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Hertogenboschvan 29 december 2011, nr. 04/02823, en op het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Hof van 19 juni 2012, nr. 04/02823, betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en over de jaren 1992 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente. De uitspraken van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak van 29 december 2011 beroep in cassatie ingesteld. De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben over en weer een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mrs. G.J.M.E. de Bont en P. de Haas, advocaten te Amsterdam.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Het Hof heeft op 19 juni 2012 ter verbetering van zijn op 29 december 2011 gedane uitspraak een zogenoemde hersteluitspraak gedaan.
Belanghebbende heeft ook tegen die hersteluitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft ter zake een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft deze zaak doen toelichten door mrs. G.J.M.E. de Bont en P. de Haas, voornoemd.
2. Beoordeling van de door belanghebbende voorgestelde middelen tegen de uitspraak van 29 december 2011
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het door de Staatssecretaris voorgestelde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen de hersteluitspraak
4.1.
Het Hof heeft op 19 juni 2012 ter verbetering van zijn op 29 december 2011 gedane uitspraak een zogenoemde hersteluitspraak gedaan. Daarbij is een misslag in de motivering van de beslissing (onderdeel 4.13 van ’s Hofs uitspraak) hersteld. De beslissing zelf is niet gewijzigd. Aan de voet van de hersteluitspraak is vermeld dat daartegen geen rechtsmiddel openstaat. Belanghebbende heeft tegen die hersteluitspraak beroep in cassatie ingesteld.
4.2.
Tegen een hersteluitspraak staat geen rechtsmiddel open. Er is geen aanleiding in het onderhavige geval een uitzondering op die regel aan te nemen. De enkele omstandigheid dat het Hof alvorens de hersteluitspraak te doen partijen niet in de gelegenheid heeft gesteld zich daarover uit te laten, maakt dit niet anders (vgl. HR 12 juni 2012, nr. 10/02620, ECLI:NL:HR:2012:BW1478, NJ 2012/490).

5.Proceskosten

Wat betreft de cassatieberoepen van belanghebbende acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Wat betreft het cassatieberoep van de Staatssecretaris zal de Staatssecretaris worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart beide beroepen in cassatie tegen de uitspraak van het Hof van 29 december 2011 ongegrond,
verklaart het beroep in cassatie tegen de hersteluitspraak van het Hof niet-ontvankelijk, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1888 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2013.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 454.