Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van het geding
2.Waar de zaak over gaat
3.De vaststaande feiten
- Conspiracy to Fraudulently Evade a Prohibition on the Importation of a Class A Drug, Contrary to section 170(2) of the Customs and Excise Management Act 1979;
- Conspiracy to Fraudulently Evade a Prohibition on the Importation of a Class A Drug, Contrary to section 170(2) of the Customs and Excise Management Act 1979.
“De bijzondere kamer[als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie]
van het gerechtshof[hof: Arnhem-Leeuwarden]
beoordeelt:
“Indien de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie een langere duur heeft dan het voor het desbetreffende feit naar Nederlands recht toepasselijke strafmaximum, wordt de duur van de vrijheidsbenemende sanctie tot dat strafmaximum verlaagd.”
4.Vorderingen en beslissing in eerste aanleg
5.Vorderingen in appel en grieven
grieven 1 en 2voert [appellant] aan dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij de beantwoording van de vraag in artikel 2:11, derde lid, onder c, jo. vierde lid van de Wets niet aansluiting had moeten zoeken bij het strafmaximum dat geldt voor, kort gezegd, medeplegen van invoer van heroïne, cocaïne, MDMA, amfetamine en cannabis, meermalen gepleegd maar bij het strafmaximum dat geldt voor deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (artikel 140 Sr) of deelneming aan een organisatie die het plegen van een aantal misdrijven uit de Opiumwet tot oogmerk heeft (artikel 11b Opiumwet). Volgens [appellant] had de straf daarom moeten worden verlaagd naar 6 jaar, althans 8 jaar, althans (indien meerdaadse samenloop zou worden aangenomen) 10 jaar en 8 maanden.
Grief 3van [appellant] houdt in dat de voorzieningenrechter de verkeerde maatstaf heeft gehanteerd. Volgens [appellant] heeft de voorzieningenrechter ten onrechte getoetst aan de criteria van een executiegeschil (klaarblijkelijke juridische misslag). [appellant] voert daartoe aan dat dit geschil niet de executie van een vonnis betreft, maar de onrechtmatigheid van de beslissing van de Minister doordat hij overeenkomstig het oordeel van het hof Arnhem-Leeuwarden bij het bepalen van het Nederlandse strafmaximum niet de Engelse kwalificatie van het feitencomplex als uitgangspunt heeft genomen. Nu geen rechtsmiddel openstaat tegen het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden noch tegen de beslissing van de Minister, en alleen in een civiele procedure kan worden opgekomen tegen die beslissing, moet de toetsing vol zijn en niet marginaal. Dat klemt temeer nu het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, als dat al zou worden aangemerkt als een rechterlijke beslissing, tot stand is gekomen in strijd met fundamentele rechtsbeginselen, zoals het beginsel van hoor en wederhoor, aldus [appellant] .
6.Beoordeling in appel
conspiracymaar waarin de gevangenisstraf wel zou zijn aangepast tot 8 jaar, de maximale strafmaat voor deelneming aan een criminele organisatie (artikel 140 Sr.). De details van deze zaken zijn echter onbekend en meer in het bijzonder is onbekend welke feitelijke gedragingen de Engelse rechter ten aanzien deze personen bewezenverklaard heeft. Of de zaken inderdaad vergelijkbaar zijn kan daarom niet worden vastgesteld. De Staat heeft daar terecht op gewezen. Reeds daarom kan de verwijzing naar die twee zaken [appellant] in dit kort geding niet baten.