ECLI:NL:HR:2012:BV9603
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Overgang van onderneming en opvolgend werkgeverschap in het arbeidsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vraag of er sprake was van een overgang van onderneming en opvolgend werkgeverschap. De eiseres, werkzaam als chauffeur bij Connexxion Taxi Services B.V., had een arbeidsovereenkomst die eindigde op 31 maart 2008. Met ingang van 1 april 2008 trad zij in dienst bij de verweerster, die de werkzaamheden van Connexxion overnam. De eiseres stelde dat haar arbeidsovereenkomst van rechtswege was overgegaan naar de verweerster op basis van artikel 7:663 BW, en dat er sprake was van opvolgend werkgeverschap volgens artikel 7:668a BW.
De Hoge Raad oordeelde dat artikel 7:663 BW niet van toepassing was, omdat de arbeidsovereenkomst met Connexxion al was geëindigd voordat de eiseres in dienst trad bij de verweerster. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof dat de primaire grondslag van de vordering ondeugdelijk was, aangezien de eiseres op het moment van de beweerde overgang niet meer werkzaam was bij Connexxion. Ook de subsidiaire grondslag werd verworpen, omdat de verweerster en Connexxion slechts concurrenten waren en er geen sprake was van een zodanige band dat de verweerster als opvolgend werkgever kon worden beschouwd.
De Hoge Raad concludeerde dat de vordering van de eiseres niet kon worden toegewezen en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt de strikte voorwaarden waaronder opvolgend werkgeverschap kan worden aangenomen en de noodzaak voor een daadwerkelijke overgang van rechten en verplichtingen uit arbeidsovereenkomsten bij een overgang van onderneming.