In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin is geoordeeld dat [appellant] geen recht heeft op een transitievergoeding na ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met Schiphol Express. [appellant] was in dienst bij Schiphol Express en had te maken met een eenzijdig ingevoerde '10 minuten regel' die hem verplichtte om eerder op het werk te zijn. Hij heeft in zijn beroepschrift zes grieven ingediend, waarbij hij aanvoert dat zijn te laat komen niet ernstig verwijtbaar was en dat hij recht heeft op de transitievergoeding van € 45.116,64 bruto.
De kantonrechter had eerder geoordeeld dat [appellant] verwijtbaar had gehandeld door herhaaldelijk te laat te komen en zonder toestemming zijn werkplek te verlaten. In hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld. Het hof concludeert dat de overschrijdingen van de aanvangstijden relatief gering waren en dat de '10 minuten regel' niet formeel was ingevoerd. Ook het incident met de gevallen vaten en het verlaten van de werkplek zonder toestemming werden niet als ernstig verwijtbaar aangemerkt. Het hof oordeelt dat [appellant] recht heeft op de transitievergoeding, omdat er sprake is van opvolgend werkgeverschap en de transitievergoeding moet worden berekend over de gehele periode van zijn dienstverband.
Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de kantonrechter en veroordeelt Schiphol Express tot betaling van de transitievergoeding aan [appellant]. Tevens worden de proceskosten in eerste aanleg gecompenseerd en worden de kosten in hoger beroep aan [appellant] toegewezen.