ECLI:NL:HR:2011:BP6597
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Uitleg ontbindende voorwaarde in intentieverklaring en bewijslastverdeling
In deze zaak gaat het om de uitleg van een ontbindende voorwaarde in een intentieverklaring tussen Batavus B.V. en N.V. Race Productions. Batavus, een distributeur van fietsen, had in 2002 een intentieverklaring opgesteld waarin een ontbindende voorwaarde was opgenomen. Deze voorwaarde hield in dat als partijen niet vóór 1 juli 2002 overeenstemming bereikten over de definitieve tekst van de verkoopovereenkomst, de afspraken in de intentieverklaring zouden vervallen. Batavus stelde dat Race Productions zich niet op deze ontbindende voorwaarde kon beroepen, terwijl Race Productions betwistte dat de voorwaarde niet was vervuld. De rechtbank oordeelde in eerste instantie dat Batavus de bewijslast droeg voor haar stelling, maar het hof kwam tot een andere conclusie en wees de vorderingen van Batavus af. Batavus ging in cassatie bij de Hoge Raad, die oordeelde dat het hof de bewijslastverdeling had miskend. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de bewijslast ten aanzien van het bestaan en de vervulling van de ontbindende voorwaarde berust bij de partij die zich op deze voorwaarde beroept. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de uitleg van ontbindende voorwaarden en de verdeling van de bewijslast in civiele zaken.